Meervoud Flashcards
1
Q
Meeste substantieven
A
+en (banken, boeken)
2
Q
Woorden op -s (buis, huis)
A
–> -zen (buizen, huizen)
3
Q
Woorden op -f (duif, korf)
A
–> -ven (duiven, korven)
4
Q
Woorden op -heid (mensheid, grootheid)
A
–> -heden (mensheden, grootheden)
5
Q
Substantieven met meer dan een lettergreep op -e
A
+s
6
Q
Substantieven met meer dan een lettergreep op -el
A
+s
7
Q
Substantieven met meer dan een lettergreep op -en
A
+s
8
Q
Substantieven met meer dan een lettergreep op -er
A
+s
9
Q
Substantieven met meer dan een lettergreep op -em
A
+s
10
Q
Substantieven met meer dan een lettergreep op -ie
A
+s
11
Q
Substantieven op -é
A
+s
12
Q
Substantiven op -eau
A
+s
13
Q
Substantieven op -a
A
+’s
14
Q
Substantieven op -i
A
+’s
15
Q
Substantieven op -o
A
+’s