Lesson 2 nederlands- engels Flashcards
1
Q
beroemd
A
famous
2
Q
blijft in je hoofd zitten
A
catchy
3
Q
deuntje
A
tune
4
Q
liedjesschrijver
A
songwriter
5
Q
locatie voor een optreden
A
venue
6
Q
muziekindustrie
A
music industry