les 31 samengestelde zin Flashcards
1
Q
enkelvoudige zin
A
een persoonsvorm
2
Q
samengestelde zin
A
twee of meerdere persoonsvormen
3
Q
samengestelde zin met nevenschikking
A
er worden twee of meer gelijkwaardige zinnen verbonden door middel van een nevenschikkend voegwoord
4
Q
nevenschikkend voegwoord
A
en, of, maar, want, dus, of ,
5
Q
samengestelde zin met onderschikking
A
worden niet gelijkwaardige zinnen met elkaar verbonden
6
Q
onderschikkend voegwoord
A
als, omdat, dat, terwijl
7
Q
betrekkelijk voornaamwoord
A
die, dat
8
Q
A