Lecture 2 part 2 - (Human Relations) Flashcards

1
Q

Hawthorne effect (Illumination studies)

A

Het effect waarbij individuen hun gedrag aanpassen als reactie op het feit dat ze zich ervan bewust zijn dat ze worden geobserveerd (en niet wegens de verschillende variabelen in het experiment)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Relay assembly test room studies (N=6)

A

Meer betrokkenheid leiding, meer controle werk, sterker teamgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

The bank wiring studies (observaties)

A

Sociale normen en durk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Human Relations (theory)

A

Puur economische of ‘rationele’ benadering onvoldoende, mensen zijn sociale wezens
1. Aandacht voor behoeftes werknemers
2. Aandacht voor sociale factoren
3. Aandacht voor managementstijl en democratisch leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Motivatie

A
  1. Hetgeen wat iemand in beweging brengt of tot handelen aanzet. In tijden van schaarste kan dit geld of voedsel zijn, in andere tijden kunnen dingen als een diploma of prestige een motivatie zijn
  2. Het gaat om factoren die energie, richting en continuiteit geven aan gedrag.
  3. Motivatie is ‘goal-directed’, mensen hebben motivatie voor een bepaald doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Extrinsieke motivatie

A

Motivatie kan komen van iets buiten jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Intrinsieke motivatie

A

Motivatie komt vanuit jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tevredenheid

A

Tevredenheid is de mate waarin een baan voorziet in wat een individu belangrijk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Betrokkenheid

A
  1. Geloof en acceptatie van de doelen van de organisatie door werknemers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Betrokkenheid

A
  1. Geloof en acceptatie van de doelen van de organisatie door werknemers
  2. Het feit dat mensen zich willen inspannen voor de organisatie
  3. De wens om bij de organisatie te blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Affective commitment

A

Mensen voelen zich onderdeel van de organisatie. Ze hebben betrokkenheid, ze voelen zich gewaardeerd en ze hebben positieve gevoelens bij de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Continuance commitment

A

Mensen voelen zich betrokken bij de organisatie. Ze moeten wel bij de organisatie blijven want ze hebben het geld nodig, of ze kunnen moeilijk aan een andere baan komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Normative commitment

A

Mensen voelen zich betrokken bij de organisatie omdat de organisatie zoveel voor hen gedaan heeft. De werknemer staat als het ware in het krijt bij de organisatie en kan dus niet weggaan uit fatsoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hierarchy of needs (Maslow)

A
  1. Behoefte aan zelfactualisatie (bovenaan)
  2. Behoefte aan aanzien en waardering
  3. Behoefte aan sociaal contact en liefde
  4. Behoefte aan veiligheid en zekerheid
  5. Fysiologische behoeften (onderaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dual Factor Theory (Behoeftetheorie van Herzberg)

A

Oorzaken van satisfactie zijn niet hetzelfde als de oorzaken van dissatisfactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hygiëne factoren (behoeftetheorie Herzberg)

A

Oorzaken van dissatisfactie. Als deze dingen er niet zijn (zoals salaris en baanzekerheid) zullen werknemers ontevreden zijn. Als deze factoren er wel zijn, dan zijn de werknemers nog niet per se tevreden. Ze zijn simpelweg niet ontevreden

17
Q

Motivatiefactoren (behoeftetheorie Herzberg)

A

Oorzaken van satisfactie. Bij de motivatiefactoren gaat het erover wat je als werkgever de werknemers laat doen. In hoeverre krijgen werknemers de kans om zich te ontplooien? Als deze kans in ruime mate aanwezig is dan zullen de werknemers tevreden zijn. Als deze kans amper aanwezig is, dan zullen de werknemers niet per se ontevreden zijn.

18
Q

Equity theory (Procestheorie van Adams)

A

In deze theorie wordt beschreven hoe mensen tot een bepaalde afweging komen. Ook gaat de theorie over het belang van rechtvaardigheid.

19
Q

Distributive justice

A

Hier zijn de uitkomsten van iets hetzelfde voor iedereen. Iedereen krijgt bijvoorbeeld dezelfde loonsverhoging.

20
Q

Procedural justice

A

Als iets eerlijk volgens een procedure gegaan is, bijvoorbeeld een sollicitatie, dan zullen mensen ook rechtvaardigheid voelen.

21
Q
A