idioom hoofdstuk 4 Flashcards
1
Q
detaillist
A
retailer
2
Q
met gebreken
A
faulty
3
Q
cadeau
A
gift
4
Q
geld terug
A
refund
5
Q
terugbrengen
A
to return
6
Q
tegoedbon
A
credit note
7
Q
recht hebben iop
A
to be entitled to
8
Q
volle prijs
A
full price
9
Q
uitverkoop
A
sales
10
Q
verlaagde prijs
A
cut price
11
Q
overeenkomen, passen bij
A
to match
12
Q
norm
A
standard
13
Q
van een kaartje voorzien
A
to label
14
Q
tweedehands
A
second-hand
15
Q
veilig
A
safe
16
Q
duurzaam
A
durable
17
Q
verpakking
A
packaging
18
Q
artikelkaartje
A
display sign
19
Q
handelaar
A
trader
20
Q
(op) eisen
A
to claim
21
Q
fabrikant
A
manufacturer
22
Q
inkoper
A
buyer
23
Q
vertegenwoordiger
A
representative
24
Q
verkoopafdeling
A
sales department
25
Q
warenhuis
A
department store
26
Q
leverancier
A
supplier
27
Q
(af) leveren, bezorgen
A
to deliver
28
Q
omzet
A
turnover
29
Q
winst
A
profit