hoofdstuk 8 werk Flashcards

1
Q

belasting

A

geld voor de overheid om dingen te betalen om bvb ziekenhuizen te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verzorgingstaat

A

een land waar de overheid burgers helpt als dat nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

premie

A

geld dat werkende mensen betalen om uitkeringen te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

5 basisbehoeften

A
levensbehoefte
behoefte aan zekerheid
behoefte om erbij te horen
behoefte aan waardering
behoefte om ergens goed in te worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschillende taken in een baan

A

overleg met collega’s
bloeddruk meten
patiënten wassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arbowet (arbeidsomstandighedenwet)

A

werkgevers moeten zorgen voor en veilige werkplek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

minimumloon

A

het minimale wat je kan verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

solicitatieplicht

A

je bent verplicht om te blijven soliciteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe vind je een baan

A

vacatures online
open sollicitatie
uitzendbureau
UWV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sollicitatiebrief

A

een mail waarin je uitlegt wie je bent waarom je de baan wilt etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afspraken tussen jou en je werkgever

A
je functie
je werktijden
lengte van je contract
je loon
je vrije dagen
je proeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

collectieve arbeidsovereenkomst (cao)

A

afspraken over werk die gelden voor iedereen in de bedrijfstak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dingen die invloed hebben op je plek in de maatschappij

A
geld en bezit
aanzien
status
talent
kennis en vaardigheden
macht
verantwoordelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale ongelijkheid

A

als niet iedereen gelijk behandelt word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociale mobiliteit

A

je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kwalificatieplicht

A

van 16 tot 18 jaar verplicht zijn om onderwijs te volgen

17
Q

vormen van discriminatie

A
  • vrouwen
  • huidskleur
  • seksuele voorkeur
  • leeftijd
  • handicap/ziekte
18
Q

arbeidsconflict

A

ruzie op het werk

19
Q

verstoorde arbeidsrelatie

A

niet meer kunnen samenwerken vanwege een ruzie op de werkvloer

20
Q

vakbond

A

iemand die opkomt voor belangen van werknemers

21
Q

staking

A

als praten over een probleem niet werkt

22
Q

op staande voet ontslagen

A

je moet onmiddellijk het bedrijf verlaten en hebt geen recht op een uitkering

23
Q

positieve discriminatie

A

werknemers geven voorrang aan bepaalde groepen

24
Q

kinderopvangtoeslag

A

als beide ouders werken krijg je een deel van de kinderopvang vergoed

25
Q

ouderschapsverlof

A

als je vrij mag nemen voor voor je kleine kindje te zorgen

26
Q

verzorgingsstaat

A

een land waarbij de overheid de mensen helpt waar nodig

27
Q

uitkeringen

A

werkloos=werkloosheidsuitkering (WW)
ziek= 70% van je laatstverdiende loon
arbeidsongeschikt=(WIA)75%van je laatstverdiende loon

28
Q

AOW

A

krijg je vanaf je pensionsleeftijd

29
Q

kinderbijslag

A

geld dat je krijgt om te helpe bij het verorgen van je kind

30
Q

bijstand

A

als er geen andere manier is voor jou om geld te verdienen

31
Q

maatregelen om de verzorgingsstaat te kunnen betalen

A
  • bezuinigen
  • eigen bijdrage
  • latere pensionleeftijd
  • meer banen