Hoofdstuk 7 : woordenschat Flashcards
1
Q
le passe-temps
A
de vrijetijdsbesteding
2
Q
le defi
A
de uitdaging
3
Q
les jeux en réseau
A
de netwerkspelletjes
4
Q
le déroulement
A
het verloop
5
Q
la compréhension / le point de vue
A
het inzicht
6
Q
jouer aux jeux vidéos
A
computerspelletjes spelen
7
Q
atteindre un but
A
een doel bereiken
8
Q
échapper à qq1
A
aan iets ontsnappen
9
Q
influencer
A
beïnvloeden
10
Q
exiger
A
vereisen
11
Q
puissant
A
krachtig
12
Q
réel
A
werkelijk
13
Q
l’espèce, le genre
A
het soort
14
Q
la description
A
de omschrijving
15
Q
l’illustration
A
de afbeelding
16
Q
l’arme
A
het wapen
17
Q
l’otage
A
de gegijzelde
18
Q
l’objet
A
het voorwerp
19
Q
le voyage
A
de tocht
20
Q
la direction, la conduite
A
de leiding
21
Q
le cerveau
A
de hersenen
22
Q
tenir
A
vasthouden
23
Q
éteindre / éliminer
A
uitschakelen
24
Q
libérer
A
bevrijden
25
Q
exécuter des missions
A
opdrachten uitvoeren
26
Q
résoudre des problèmes
A
problemen oplossen
27
Q
former
A
opleiden
28
Q
conduire un véhicule
A
een voertuig besturen
