Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Objectief recht

A

Geschreven en ongeschreven regels, geheel van geldende rechtsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Subjectief recht

A

Recht is gekoppeld aan een persoon (een subject), slaat op de bevoegdheid die een persoon heeft tegenover een of andere personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rechtssubjecten

A

Natuurlijke personen & rechtspersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rechtsobject

A

Voorwerp van recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dwingend recht

A

Mag niet van afgeweken worden, wordt er vanaf geweken -> geen rechtsgevolg. Nietig geeft dwingend recht aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanvullend recht

A

Wanneer partijen niet zelf een regeling treffen geldt de wettelijke regeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Semidwingend recht

A

Partijen zijn toegestaan van de wettelijke regel af te wijken binnen de door de wet gestelde grenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly