hoofdstuk 3 Flashcards
Politiek
het maken van keuzes waaraan alle burgers in een staat zijn gebonden.
Democratie
een bestuursvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.
Referendum
een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie.
Indirecte democratie
Het volk neemt hier niet zelf de beslissingen, maar laat het over aan gekozen vertegenwoordigers in het parlement.
Parlementaire democratie
de gekozen vertegenwoordigers vormen samen het parlementaire democratie.
Persvrijheid
journalisten bepalen zelf welk nieuws ze brengen.
Autoritair regime
wanneer alle macht in handen is van één persoon (dictator), een familie, een kleine groep mensen, een partij of militairen.
Dictatuur
als alle macht in handen is van één persoon.
Machtenscheiding
als meerdere mensen de macht hebben, dus dat het verdeeld is.
Oppositiepartij
dit zijn partijen die niet in de regering zitten.
Censuur
overheidscontrole van de media.
Ideologie
een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het best met elkaar kunnen samenleven.
Politiek links
wilt dat de overheid actief ingrijpt om de ongelijkheid tussen mensen te verminderen.
Politiek rechts
vindt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor een beter bestaan.
Politieke midden
als een ideologie tussen links en rechts.
Liberalisme
volgensen het liberalisme zijn mensen niet gelijk, maar wel gelijkwaardig.
Socialisme
het socialisme benadrukt dat niet iedereen gelijke kansen en mogelijkheden heeft.
Sociaaldemocratie
ze zijn niet meer tegen een vrije markteconomie, maar vinden dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden.
Christendemocratie
christendemocraten sterven naar een samenleving die gebaseerd is op waarden uit de bijbel.
Confessionalisme
baseert zich op het geloof.
Maatschappelijk middenveld
Maatschappelijke organisaties zoals kerken en vakbonden
Ecologisme
een politieke stroming die vindt dat het de belangrijkste taak van de mensen is om goed voor de aarde te zorgen.
Populisme
populistische politici komen op voor de belangen van ‘gewone’ burgers en ze willen nadrukkelijk de ‘‘stem van het volk’’ laten horen.
Nationalisme
standpunten over immigratie enzovoort
Progressief
betekent in de politiek vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen.
Conservatief
betekent behoudend. conservatieve politici benadrukken vooral wat al is bereikt.
Actiegroepen
Willen één bepaald doel bereiken, zoals behouden van natuur of het welzijn van dieren. om gehoord te worden demonstreren ze vaak
Belangengroepen
verdelen de belangen van één bepaalde groep. bijvoorbeeld he laks dat opkomt voor de belangen van scholieren.
Politieke partij
een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een goede samenleving.