Hoofdstuk 2 - tekst I Flashcards

1
Q

interfere - My parents never interfere in my private life.

A

bemoeien - Mijn ouders bemoeien zich nooit met mijn privéleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

to encourage to - He always encourages his students to follow their dreams.

A

aanmoedigen - Hij moedigt zijn leerlingen altijd aan hun dromen na te streven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

to threaten - The journalist threatened to publish the leaked documents.

A

dreigen - De journalist dreigde de gelekte documenten te publiceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

encourage - When it is the right thing we of course encourage it to be done.

A

moedigen - En wanneer een handelwijze juist is, moedigen wij die natuurlijk aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

;
:
(…)
“…”

=
X
-
'
!
?
space
italics
bold
capital letters
lowercase
A
punt komma
 dubbele punt
(tussen haakjes)
“tussen aanhalingstekens”  [iemand aanhalen = iemand citeren]
‘is gelijk aan’-teken   is
verveelvoudigen
aftreken
uitroepteken
vraagteken
‘ = apostrophe 
spatie 
dikke letters / dikgedrukte letters   
schuine letters/ schuingedrukte
HOOFDLETTERS
kleineletters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sequence

A

volgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ranking / hierarchy - He is the highest in ranking. Lists and ranking

A

de rangorde - Hij is de hoogste in rangorde. Listjes en rangorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

the categorisation - An order has been made in the vaccination.

A

de ordening /het classificeren /

het categoriseren - Er is een ordening gemaakt in de vaccinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

organization - I’m such a slob! I don’t dare to organize my work desk.

A

ordenen = overzichtelijk maken / netjes maken Ik ben zo’n sloddervos! Ik durf mijn werkbureau niet te ordenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

the rise - With the rise of industrial music in Germany, house, techno and trance culture also emerged.

A

de opkomst - Met de opkomst van industriële muziek in Duitsland kwam ook de house-, techno- en trance-cultuur op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spend on = put in I like to put a lot of energy into my Dutch.

A

besteden aan = steken in Ik steek graag veel energie in mijn Nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

going on = something’s happening I haven’t been paying attention to what’s going on for a while.

A

gaande zijn = Ik heb even niet opgelet wat er gaande is.

Wat is er / hier gaande? Wat is er aan de hand?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to get the job done

A

iets voor elkaar krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to be focused - I am focused on this class.

A

gericht - Ik ben gericht op deze klas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aim/target/direct - You should focus on studying if you want to pass the exam.

A

richten op - Je zou je op het studeren moeten richten als je het examen wilt halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

the shift / the shove - Within politics there is a shift of power.

A

de verschuiving - Binnen de politiek is er een verschuiving van de macht.

17
Q

the outlier

A

de uitschieter

18
Q

susceptible to / prone to - I have weak joints, prone to dislocation.

A

vatbaar voor - Ik heb zwakke gewrichten, vatbaar voor dislocatie.

19
Q

to quote - The politician was misquoted.

A

citeren - De politica was fout geciteerd.

20
Q

the quote

A

het citaat

21
Q

other people’s - You must stay away from other people’s stuff!

A

andermans - Je moet van andermans spullen afblijven!

22
Q

perspective - Each report looked at the subject from a different angle.

A

de invalshoek - Iedere reportage bekeek het onderwerp uit een andere invalshoek.

23
Q

to lead / to top - Amsterdam tops the list of the largest cities in NL.

A

aanvoeren - Ams voert de lijst van de grootste steden in NL aan.

24
Q

leader, captain - He thought it was a great honor to be captain of the team.

A

aanvoerder - Hij vond het een grote eer om aanvoerder van het team te zijn.

25
Q

separately, individually - Shall we travel together or will each one go separately?

A

afzonderlijk - Zullen we samen reizen of gaat ieder afzonderlijk?

26
Q

a hunch / premonition / feeling

A

het voorgevoel

27
Q

plagiarisim

A

het plagiaat

28
Q

create the impression - You must create the impression of a massive attack.

A

de indruk wekken - Je moet de indruk wekken van een massale aanval.

29
Q

compare apples to oranges

A

appels met peren vergelijken

30
Q

spend money/time/energy - I spend a lot of energy in my Dutch.

A

geld/tijd/energie steken in iets - Ik steek graag veel energie in mijn Nederlands.

31
Q

come into being / be achieved / be put into place - The much-needed reforms for sustainable agriculture have to be put in place as quickly as possible.

A

tot stand komen - De broodnodige hervormingen voor een duurzame landbouw moeten zo snel mogelijk tot stand komen.

32
Q

accomplish / to get the job done / to be able to do it - With our technical know-how, we can do it.

We can bring it to life by working together.

A

iets voor elkaar krijgen - Met onze technische kennis kunnen we dat voor elkaar krijgen.

Door samenwerking kunnen we het voor elkaar krijgen.

33
Q

He only sees the negative

A

hij ziet altijd beren op de weg = hij ziet alleen problemen