hoofdstuk 2 regelproducenten Flashcards

1
Q

wat zijn bindende rechtsbronnen

A

dit zijn de bronnen waarop de rechter kan steunen om een uitspraak te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn gezaghebbende rechtsbronnen

A

dit zijn bronnen met eerder een ondersteunende functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke zijn de bindende rechtsbronnen

A
  • wetgeving
  • gewoonte
  • algemene rechtsbeginselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke zijn de gezaghebbende rechtsbronnen

A
  • rechtspraak
  • rechtsleer (doctrine)
  • billijkheid
  • vreemd recht
  • private regelgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de taak van de wetgevende macht

A
  • het maken van wetten

- de uitvoerende macht controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wie is de wetgevende macht

A

het parlement of de raad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de taak van de uitvoerende macht

A
  • het leiden van het land

- het uitvoeren van wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wie is de uitvoerende macht

A

de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de taak van de rechterlijke macht

A

uitspraak doen over geschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wie is de rechterlijke macht

A

de rechterlijke macht bestaat uit hoven en rechtbanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de wet

A

de wet is een schriftelijke rechtsnorm in gestandaardiseerde vorm. met een bepaalde inhoud en uitgaande van een daartoe speciaal gelegitimeerd orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer spreken we van een wet in formele zin

A

wanneer de wet uitgaat van de federale-gemeenschaps-gewestelijke wetgevende macht.(=wetten,decreten en ordonanties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer spreken we van de wet in materiele zin

A

waneer de akte een algemeen bindende regel inhoudt. De wet in materiele zin is op een onbeperkt aantal gevallen van toepassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom zijn sommige wetten grensoverschrijdend

A

omwille van implentatie: wanneer er een akkoord bereikt wordt met een ander land(en) dan moet België dit toepassen en heeft dit invloed op onze wetgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn grensoverschrijdende normen

A

dit zijn belgische rechtsnormen met een internationale toets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wanneer heeft het verdragsrecht een directe of een indirecte werking voor de burger

A

wanneer de burger gebruik kan maken van een artikel uit het verdrag dan heeft het een directe werking. is dit niet het geval dan is de werking indirect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is bilateraal en multilateraal

A
  • bilateraal is tussen 2 landen

- multilateraal is tussen meerdere landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn interne rechtsnormen

A

de belgische wetgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn wetskrachtige bepalingen

A

dit zijn formele wetten dus door de wetgevende organen tot stand gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is verdragsrecht (+vb van een verdrag)

A

bij verdragsrecht leggen staten/landen onderling rechten en plichten vast. Dus niet burgers onderling. Maar het kan wel invloed hebben op de inwoners ervan.Meestal zijn verdragen in hoofdzaak indirect en sommige artikel direct wat de werking betreft.vb: EVRM, IVKR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is het Europees primair recht

A

verdragen ontstaan vanuit Europese instellingen met voornamelijk een directe werkingvb: europees pact voor migratie en asiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is europees secundair recht

A

dit zijn de normen die uitgaan van de europese organen

  • verordeningen
  • richtlijnen
  • besluiten
  • adviezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een verordening (eu niveau)

A

dit is een Europese norm die strikt, dwingend en bepaald is. dwz elk onderdeel uit de verordening moet door de Europese lidstaten uitgevoerd worden exact op de manier beschreven in de verordening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is een richtlijn (eu)

A

dit is een europese norm waarbij enkel het eindresultaat bindend is. De manier van uitvoering is niet-bindend.Landen kiezen zelf hoe ze dit implementeren in hun eigen wetgeving.vb:arbeidsrichtlijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een besluit of beschikking (eu)

A

dit is een europese norm gericht op een enkel(e) land(en) of bedrijf.Dus ze is niet automatisch van toepassing op alle lidstaten van de EU. Ze is rechtstreeks en bindende voor diegene tot wie zij gericht is.vb: boete voor misbruik machtspositie

26
Q

wat is een advies (eu)

A

een advies is niet bindend of verplicht het is enkel een richtlijn/aanbeveling voor de toekomst.een advies heeft geen juridische gevolgen

27
Q

wat zijn interne rechtsnormen

A

dit zijn de belgische normen.bestaande uit:

  • wetskrachtige bepalingen
  • verordeningen
  • pseudowetgeving
  • adviezen
28
Q

wat zijn wetskrachtige bepalingen

A

dit zijn de formele wetten door de wetgevende organen tot stand gebracht

29
Q

welke wetskrachtige bepalingen kunnen we onderscheiden

A
  • federale wetten
  • decreten en ordonnanties
  • bijzondere formele wetten
30
Q

wat de federale wetten

A

dit is de wet in enge zin .

  • goedgekeurd bij gewone meerderheid (de helft + 1) door het Belgische federale parlement.
  • bekrachtigd en afgekondigd door de koning
  • gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad
31
Q

wat is een decreet

A
  • norm op niveau van gemeenschappen en gewesten
  • goedgekeurd bij gewone meerderheid door gemeenschaps-of gewestelijk parlement
  • bekrachtigd en afgekondigd door de gemeenschaps-of gewestregering
  • gepubliceerd in het BS
    (even krachtig als federale wet)
32
Q

wat is een ordonnantie

A

dit is hetzelfde als een decreet maar dan op niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

33
Q

welke soorten bijzondere formele wetten zijn er (4)

A
  • besluitwetten
  • programmawetten
  • opdrachtwetten
  • bijzonderemeerderheidswetten
34
Q

wat zijn besluitswetten

A

dit zijn wetten tot stand gekomen tijdens de oorlog, toen het parlement niet volledig kon samenkomen.

35
Q

wat zijn programmawetten

A
programmawetten gaan (in tegenstelling tot gewone wetten) over meerdere onderwerpen.
de inhoud van programmawetten zijn sociaal en/of financieel omdat het meestal maatregelen zijn die zich opdringen tijdens een begroting
36
Q

welke 3 soorten opdrachtwetten zijn er

A
  • gewone opdrachtwet
  • kaderwetten
  • bijzondere machtenwet of volmachtenwet
37
Q

wat is een gewone opdrachtwet

A

reglementaire bevoegdheid die de wetgever toekend aan de uitvoerende macht. (bv Koning die wegcode kan opstellen) De wetgever delegeert zijn wetgevende macht aan de uitvoerende macht

38
Q

wat zijn kaderwetten

A

dit zijn specifiek opdrachtwetten, de wetgever tekent de beleidslijnen uit en de koning kan complementaire maatregelen uitvaardigen.
kort: wetgever schets kader en uitvoerende macht gaat invullen

39
Q

wat is een bijzondere machtenwet of volmachtwet

A

hierbij wordt de wetgevende macht gedelegeerd aan de uitvoerende macht, beperkt in tijd, dit geeft aanleiding tot genummerde KB’s

(genummerde KB kan in bepaalde omstandigheden bestaande wetten wijzigen)

40
Q

wat zijn bijzondere meerderheidswetten

A

Wetten die slechts tot stand komen of gewijzigd worden mits er bijzondere meerderheden voorhanden zijn in het parlement
(=gewone meerderheid per taalgroep + twee derden in het geheel Of 2/3 meerderheid)
niveau:tussen de grondwet en de gewone wet,deel van ‘constitutie in brede zin’ (dwz bepalingen kunnen niet in strijd zijn met de grondwet)

41
Q

wat zijn verordeningen (federaal niveau)

A

Verordeningen zijn reglementaire besluiten. Het zijn materiële wetten die door de uitvoerende macht tot stand worden gebracht

42
Q

welke soorten verordeningen zijn er (3) (Be)

A
  • koninkelijke en ministeriële besluiten
  • besluiten van gemeenschaps-en gewestregering
  • provinciale en gemeentelijke besluiten
43
Q

wat zijn de kenmerken van gewone KB’s

A
  • op niveau van uitvoerende macht
  • Voeren hogere normen uit (formele wetten, grondwet, internationale normen)
  • Uitgevaardigd door de koning
  • De facto: uitgevaardigd door de Belgische regering
  • Ondertekend door de koning en tegengetekend door de minister
44
Q

wat zijn de kenmerken van MB’s

A
  • uitvoeringsbesluiten van nog lager niveau
  • Niet van regering als geheel maar van 1 minister
  • Meestal verdere uitwerking van KB of van regeringsbesluit
45
Q

wat zijn besluiten (Be)

A
  • Zelfde kracht als koninklijk besluit maar van toepassing in gemeenschaps- en of gewestmateries.
  • Voeren hogere normen uit (decreten)
  • (niveau uitvoerende macht)
46
Q

wat zijn gemeentelijke en provinciale besluiten

A
  • Bevoegd voor gemeentelijk/provinciaal belang
  • Algemeen bindende normen = “reglementen”
  • Moeten in overeenstemming zijn met hogere normen, maar inhoudelijk relatief grote autonomie
47
Q

wat zijn adviezen (Be)

A

= aanbevelingen, voordrachten

  • Zijn geen rechtsnormen en bijgevolg ook geen werkelijke bron van recht (laagste niveau)
  • Geen bindende kracht
  • Finaliteit: kwaliteitsgarantie, transparantie van bestuur
48
Q

wat is de regelnorm voor de gelding van formele wetten

A
  • wordt bekend gemaakt in het BS

- treedt in werking 10 dagen na de datum van de publicatie (tenzij anders vermeld) en is vanaf dan bindend

49
Q

wat is de norm voor de gelding van provinciale regelementen

A
  • gepubliceerd in het bestuursmemoriaal

- treedt in werking 5 dagen na de publicatiedatum en is bindend

50
Q

wat is de norm voor de gelding van de gemeentelijke reglementen

A
  • bekendmaking via aanplakbrief

- treedt in werking 5 dagen na de aanplakking en is bindend

51
Q

wat is een consolidatie

A

Bestaande wet wordt aangepast,opgeheven of er wordt iets aan toegevoegd.
Bestaande wet blijft bestaan, maar nieuwe wet gaat bepaalde artikels invoegen met wijzigingen

52
Q

wat is geconsolideerde wetgeving

A

dit is een geactualiseerde versie van de wetgeving waarin de wetswijzigingen verwerkt zijn.

53
Q

wat is coördinatie van de wet

A

=hernummering en herschikking van de wet.
wanneer aangepaste wet te chaotisch en rommelig wordt kan de wetgever beslissen om de wet opnieuw te ordenen tot een nieuwe overzichtelijk document

54
Q

wat is codificatie

A

het regelen van een bepaald rechtsgebied in een gestructureerd wetboek

55
Q

wat is rechtspraak

A

Rechtspraak zijn alle beslissingen/uitpraken genomen door rechters in concrete geschillen
(formele bron van recht)

56
Q

welke onderdelen van de rechtspraak kunnen als (niet-bindende) rechtsbron gebruikt worden

A
  • in enge zin : arresten en vonnissen van internationale en nationale hoven en rechtbanken
  • id ruime zin: beslissingen tuchtrechtelijke en scheidsrechtelijke colleges
57
Q

waar moet de rechter rekening mee houden bij zijn uitspraak

A
  • verbod van rechtsweigering
  • motiveringsplicht
  • hiërarchie: er moet een lijn zitten in de uispraken vd rechter
58
Q

wat is Precedentenrechtspraak met bindend karakter

A

= Angelsaksische systeem

  • Recht ontstaat vanuit de rechtspraak
  • Lagere rechters houden zich aan de uitspraken van de hogere rechters
  • NIET in België
59
Q

wat is rechtspraak met een continentaal niet bindend karakater

A
  • Rechter is niet gebonden door uitspraken van andere rechters (ook niet de hogere)
  • Verwijzen naar uitspraak van rechter B geldt niet als motivering voor de uitspraak van rechter A (principe van onafhankelijkheid)
  • geldt in België
60
Q

wat is doctrine

A
dit is alles wat er over rechtsleer geschreven wordt
alsook annotaties (=eigen commentaar bij rechtspraak)
61
Q

wat is gewoonterecht

A

een feitelijke gedraging door mensen waaraan een rechtsovertuiging gekoppeld wordt

62
Q

wat zijn algemene rechtsbeginselen

A

Aantal ongeschreven fundamentele principes die het recht sturen, maar niet in de wet uitgedrukt worden