hoofdstuk 2, paragraaf 2 Flashcards

1
Q

wat is het doel van de rechtsstaat?

A

om te zorgen voor veiligheid van burgers en om ervoor te zorgen dat burgers gelijk worden behandeld en in vrijheid leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aan welke drie eisen voldoet een rechtsstaat in ieder geval?

A

de grondrechten zijn vastgelegd in de grondwet, er is een verdeling van macht en er geldt het legaliteitsbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de grondwet?

A

wat de grondrechten van de inwoners zijn en hoe de staat is ingericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn grondrechten en hoe worden deze ook wel genoemd?

A

dit zijn basisrechten die je nodig hebt om een menswaardig leven te leiden, daarom heten ze ook wel mensenrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

in welke twee soorten kun je grondrechten indelen en wat kan je wel, of niet met deze rechten?

A

klassieke en sociale grondrechten. klassieke grondrechten zijn rechten die de overheid moet garanderen en die je bij de rechter kunt afdwingen, sociale grondrechten kan de overheid niet garanderen, maar moet zich er wel voor inspannen, je kunt deze dus niet afdwingen bij de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is er bedacht zodat er geen misbruik gemaakt zou worden van de macht en wat houdt dit concept in?

A

het principe van machtsverdeling, ofwel de trias politica. er is niet één persoon of één instantie die alle macht heeft en dit voorkomt machtsmisbruik of onrechtvaardigheid zo veel mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe is de trias politica doorgevoerd in Nederland en wat houdt dit in?

A

er zijn drie soorten macht. de wetgevende macht: deze maakt de wetten waar burgers en overheid zich aan moeten houden, de uitvoerende macht: deze zorgt voor de uitvoering van goedgekeurde wetten en de rechterlijke macht die uitspraak doet in conflicten en bepaalt of iemand de wet heeft overtreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe noemen we het evenwicht dat staatsmachten elkaar controleren?

A

checks and balances

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar zorgen neutrale en onafhankelijke rechters voor en waar zorgt die positie ook voor?

A

ze zorgen voor eerlijke rechtsspraak en bescherming van burgers tegen de overheid, ook moet onafhankelijke rechtspraak ervoor zorgen dat mensen geen eigen rechter gaan spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat draagt bij aan de onafhankelijkheid van rechters?

A

de benoeming voor het leven, ze kunnen niet ontslagen worden als hun vonnis de regering niet bevalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat houdt het legaliteitsbeginsel in?

A

de overheid mag alleen vrijheid van burgers inperken als die beperkingen in wetten zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar zorgt het legaliteitsbeginsel voor en waarom?

A

voor rechtszekerheid, iedereen kan precies nagaan wat de overheid wel en niet mag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly