hoofdstuk 2: kinderen en jongeren met psychosociale problemen Flashcards

1
Q

Wanneer spreken we van kindermishandeling

A

Wanneer er ernstige problemen voordoen tussen ouder/kind of opvoeder/kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

citaat Baartman (hoe kijkt Baartman naar kindermishandeling)?

A

het is geen objectief/vaststaand begrip het is een sociaal construct
De betekenis van kindermishandeling wordt gedragen door vele personen die bepaalde types omgang tussen ouder/opvoeder en kind als inadequaat willen benoemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Baartman (kindermishandeling)

A

bruuskeren van de fysieke en psychische integriteit van het kind door opvoeder of verzorgers en dat berust op de fundamentele verstoring in de gezindheid van het kind jegens de opvoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

definitie kindermishandeling volgens het Vlaams vertrouwenscentra

A

kindermishandeling is elke vorm van lichamelijk, emotioneel en seksueel geweld waarbij kinderen het slachtoffer zijn. Nier door een ongeval maar door de daden of nalatigheid van ouders of andere. deze schade kan de ontwikkeling ernstig in gevaar brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

definitie kindermishandeling Pollman

A

wanneer we een kind iets aandoen of onthouden waarom het kind schade oploopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

4 vormen van kindermishandeling

A
  1. fysieke mishandeling
  2. verwaarlozing
  3. seksueel misbruik
  4. emotionele mishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fysiek of lichamelijke mishandeling

A

toebrengen van lichamelijke letsels of lichamelijk geweld door ouders of verzorgder
bv. bijten, stampen, slagen, duwen, snijden, verstikken,…
2 verschillende vormen:
1. shaken baby syndroom: wanneer er bij baby’s of jonge kinderen ernstige hersenletsel of beschadiging wordt aangetroffen
2. munchaussen proxysyndroom: toebrengen van ziekte of medische problemen aan het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verwaarlozing

A

een situatie waarbij het kind vermijdbaar leidt doordat de ouder of opvoeder niet het juiste aanbod kan aanbieden op lichamelijk, intellectuele en emotionele ontwikkeling van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschillende vormen van verwaarlozing

A
  1. fysieke verwaarlozing
  2. emotionele/psychische verwaarlozing
  3. morele verwaarlozing
  4. medische verwaarlozing
  5. non-organic failure to thrive
  6. pedagogische verwaarlozing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fysieke verwaarlozing

A

noodzakelijke voorwaarden zoals voeding, kleding, hygiëne, huisvestiging,… niet aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

non-organic failure tot thrive

A

stoornis in de groei zonder medische oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

medische verwaarlozing

A

de nodige zorgen voor lichamelijke en geestelijke gezondheid zijn niet aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

emotionele/psychische verwaarlozing

A

er is weinig aandacht voor de persoon van het kind en de gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

morele verwaarlozing

A

kind krijgt te weinig kansen om zich te integreren in de maatschappij en krijgt te weinig begrip over normen en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pedagogische verwaarlozing

A

tekort aan toezicht van de ouders en weinig regels. geen mogelijkheid tot educatie en ontwikkeling van de cognitieve ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

seksueel misbruik

A

kind betrekken in seksuele activiteiten of de behoeften van de pleger te bevredigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

emotionele of psychische mishandeling

A

vijandig of onverschillig gedrag van de ouders waardoor het kind zich niet gewaardeerd voelt

18
Q

getuigen van huiselijk geweld

A

geweld dat zich binnen de huiselijke sfeer afspeelt

19
Q

mogelijke gevolgen van kindermishandeling + beïnvloedende factoren

A

mogelijke gevolgen zijn gedrags- en emotionele problemen of posttraumatische stresstoornis
beïnvloedende factoren:
1. leeftijd van het kind waarop de mishandeling begint
2. hoelang de mishandeling duurt
3. al dan niet steun van de omgeving
4. eventuele emotionele druk
5. persoonlijkheid kind
6. ernst van de verwaarlozing
7. hoeveel vormen van mishandeling er aanwezig waren

20
Q

mogelijke gevolgen kindermishandeling op korte termijn

A

breuken
groeiproblemen
zindelijkheidsproblemen
anale en vaginale bloedingen
overdraagbare ziektes
negatief zelfbeeld
minderwaardigheidsgevoel
schrik dat het later in eigen gezin ook gebeurt
agressief
hechtingsproblemen

21
Q

the ace study

A

geeft een verband aan tussen negatieve jeugdervaringen, risicovol gedrag, ernstige ziekte en eerder overlijden

22
Q

mogelijke gevolgen van kindermishandeling op lange termijn

A

gedrags- en emotionele problemen
stemmingsstoornissen
automutilatief gedrag
posttraumatische stress stoornis
eetstoornis

23
Q

etiologie kindermishandeling

A

jaren 60-70
- monocausale modellen: kindermishandeling had maar 1 oorzaak
enerzijds had je psychiatrische modellen dus de ouders hadden een psychische aandoening
anderzijds had je sociologische modellen

midden jaren 70
oorzaak was niet te herleiden naar 1 oorzaak maar naar meerdere
hierbij kwamen ze tot nieuwe inzichten namelijk multifactoriële modellen

24
Q

multifactoriële modellen

A

uitgangpunt dat ingedeeld kan worden in verschillende factoren
1. kindfactoren (moeilijk temperament, vroeggeboorte,…)
2. ouder factoren (scheiding, ruzies,…)
3. omgevingsfactoren (stress op het werk)
4. socio-economische factoren (armoeder)

25
Q

ecologisch model Belsky

A

hij heeft zijn model gebaseerd op dat van Bronfenbrenner
kindermishandeling = opvoedingsprobleem
–> uiting komt door verstoring tussen ouder en kind
opgenomen factoren:
1. persoon van ouder en voorgeschiedenis
2. kenmerken kind
3. sociaal netwerk ouder en partnerrelatie
4. werkomstandigheden
hierbij werd er te ruim gekeken naar de persoon van de ouder
laatste jaren zijn ze meer gaan kijken naar de kenmerken van de ouders die invloed hebben op de opvoeding zo zijn er nieuwe interactionele modellen ontstaan

26
Q

pedagogisch besef

A

hoe ouders het gedrag van hun kinderen opnemen en hoe zij hun handelen hieraan aanpassen

27
Q

preventie van kindermishandeling

A

primaire programma’s:
voor de hele bevolking (mensen bewust maken en dingen aanleren)
secundair programma:
nieuwe situaties voorkomen (goeie screenings uitvoeren)
tertiare programma:
interventies na kindermishandeling (schade en problemen beperken)

28
Q

hulpverlening kindermishandeling

A
  1. Vlaams expertisecentrum kindermishandeling
  2. signs of safety
  3. veilig thuis
  4. online hulpverlening
  5. kindreflex
29
Q

Kopp

A

kinderen van ouders met psychiatrische problemen

30
Q

kaop

A

kinderen van ouders met alcoholproblemen

31
Q

kvo

A

kinderen van ouders met verslavinsprobleem

32
Q

definitie Kopp

A

kinderen waarvan minstens één ouders minstens één keer is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis of in de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis of waarbij de een deskundige een psychiatrisch ziektebeeld heeft vastgesteld

33
Q

gevolgen kopp kinderen eerste levensjaren

A

meer huilen, slaap en eetproblemen, vlakke mimiek, minder lachen + ontstaan hechtingsproblemen

34
Q

gevolgen kopp kinderen peuter/kleuter

A

Angstig, ongehoorzaam, minder zelfvertrouwen, agressief,…

35
Q

gevolgen kopp kinderen basisschool

A

vaker ziek, vertellen weinig, minder zelfvertrouwen, bouwen muur tussen thuiswereld en buiten wereld (nemen vriendjes niet mee naar huis), plassen meer in bed,…

36
Q

gevolgen kopp kinderen pubers

A

te grote betrokkenheid bij de zieke ouder, neemt veel zorg over maar heeft niet geleerd om voor zichzelf te zorgen

37
Q

interventies gericht op kinderen

A
  • erop gericht de kinderen te steunen en te informeren, de competentie van het kind te bevorderen door de belasting op het kind weg te nemen
    tendensen = preventie, lotgenoten, digitalisering
38
Q

interventies gericht op ouders en gezin

A

steunen en info geven over ziekte, ouder-kind interactie bevorderen
tendensen = preventie, netwerkn contextgericht en evidence base

39
Q

interventies gericht op hulpverleners

A

bijscholing, interventiemomenten, sensibilisering
tendensen = professionalisering, preventie

40
Q

interventie gericht op het netwerk

A

zoeken naar steunfiguren en zoeken naar familieorganisaties

41
Q

online hulpverlening

A

leegdrempelig, anoniem vragen stelle n

42
Q
A