Hoofdstuk 14 Flashcards
1
Q
sports club
A
de sportschool
2
Q
school
A
de school
3
Q
enroll, to register
A
zich inschrijven
4
Q
people
A
mensen
5
Q
queue up
A
in de rij staan
6
Q
member
A
het lid
7
Q
what kind
A
wat voor
8
Q
subscription
A
het abonnement
9
Q
between
A
tussen
10
Q
difference
A
het verschil
11
Q
each
A
elke (elk)
12
Q
cancel
A
opzeggen
13
Q
amount
A
het bedrag
14
Q
both
A
beide
15
Q
unlimited
A
onbeperkt
16
Q
play sports
A
sporten
17
Q
special
A
speciale (speciaal)
18
Q
offer
A
de aanbieding
19
Q
per cent
A
het procent
20
Q
discount
A
de korting
21
Q
free
A
gratis
22
Q
sure, certain
A
zeker
23
Q
physical condition, fitness
A
de conditie
24
Q
improve
A
verbeteren
25
Q
muscles
A
spieren (de spier)
26
Q
strengthen
A
versterken
27
Q
weight
A
het gewicht
28
Q
lose
A
verliezen
29
Q
goals, targets
A
doelen (het doel)
30
Q
exercised
A
gesport