Hoofdstuk 1 Introductie Flashcards
Waardoor wordt sociaal gedrag bepaald?
Niet door de objectieve input, maar door de constructie van een subjectieve realiteit.
Welke perspectieven op de sociale denker kunnen worden onderscheiden?
- De consistentiezoeker
- De naïeve wetenschapper
- De cognitive miser
- De gemotiveerde tacticus
Wat is een consistentiezoeker?
Iemand die consistentie zoekt tussen zijn ideeën en opvattingen over de wereld en zijn interpretatie van een specifieke, nieuwe situatie.
Noem een theorie waarin het perspectief van consistentiezoeker naar voren komt
Cognitieve dissonantie theorie
Wat is een naieve wetenschapper?
Iemand die wil dat zijn perceptie van de sociale wereld accuraat is. Een individu construeert een sociale realiteit met behulp van onselectieve en onbevooroordeelde informatie.
In welke theorieen komt de sociale denker als naieve wetenschapper naar voren?
Attributie theorieën
Waarom gedragen mensen zich niet als naieve wetenschappers?
Mensen zijn soms niet gemotiveerd genoeg, of hebben geen tijd om zo te handelen.
Wat is een cognitive miser?
Individuen streven naar een accurate constructie, door gebruik te maken van strategieën die sneller zijn en minder inspanning vergen (heuristieken)
Wat is een gemotiveerde tacticus?
Individuen maken gebruik van verschillende strategieën, afhankelijk van de beperkingen van de situatie
Waarom is het belangrijk om interne cognitieve processen die medieren tussen een stimulus en een gedragsrespons te begrijpen?
Om de essentie van sociaal gedrag te kunnen begrijpen (gestaltpsychologie)
Menselijk gedrag gaat voorbij aan starre biologische routines; cognitieve link is dus van belang
Welke twee vormen kan de context van een stimulus aannemen?
- Contrast door andere stimuli in de context
2. Contrast door het gebruik van kennis die al aanwezig was om de stimulus te begrijpen
Wat is het verschil tussen cognitieve psychologie en sociale cognitie?
- De natuur van de stimulus
2. De natuur van het verwerken
Wat is de sociale natuur van een stimulus?
- Mensen kunnen hun omgeving beïnvloeden, niet-levende objecten niet
- Mensen veranderen wanneer ze geobserveerd worden
- Mensen kunnen stimulusattributen van hun sociale omgeving observeren
Noem twee aspecten die gerelateerd zijn aan de onobserveerbaarheid van attributen
- Het is lastig om de accuraatheid van de beoordeling na te gaan
- Attributen zijn zelf ook niet altijd goed of duidelijk gedefinieerd
De sociale realiteitsconstructie is / heeft
- Een sociaal proces
2. een sterke relatie het zelfconcept van een individu