Het Perfectum - A Specific Moment Flashcards
Gaan
Gegaan
Komen
Gekomen
Blijven
Gebleven
Worden
Geworden
Beginnen
Begonnen
Stoppen
Gestopt
Veranderen
Veranderd
Trouwen
Getrouwd
Slagen
Geslaagd
Zakken
Gezakt
Stijgen
Gestegen
Dalen
Gedaald
Ik ben gefietst naar de station
I cycled to the station
Ik heb een stukje gefietst
I cycled a bit
Ik heb zondag 45 kilometer gefietst
I cycled 45 kilometers on Sunday
How to conjugate Ik using zijn
Ik ben…
How to conjugate Jij or Je using Zijn
Ji / Je ben…
How to conjugate Hij or Zij using Zijn
Hij/Zij/Het is…
How to conjugate Wij using zijn
Wij zijn…
How to conjugate Jullie using zijn
Jullie zijn…
How to conjugate Zij or Ze using zijn
Zij / ze zijn
How to conjugate Ik using hebben
Ik heb…
How to conjugate jij or je using hebben
Ji or je hebt…
How to conjugate Hij or zij using hebben
Hij heeft or zij heeft
How to conjugate wij using hebben
Wij hebben…