H4 Omzetbelasting Flashcards

1
Q

Wat bedoelen we met de overheid?

A

Het rijk, de provincie en de gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Met welke 3 belastingen kan een bedrijf te maken krijgen?

A
  1. Zakelijke belasting
  2. Belasting op de winst.
  3. Belasting waarbij de onderneming slechts tussenpersoon is en optreedt als incasseerder voor de overheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 3 voorbeelden van zakelijke belasting:

A
  1. Motorrijtuigenbelasting
  2. Onroerendezaakbelasting
  3. Parkeerbelasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar staat WOZ voor?

A

Waardering onroerende zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 3 rechtsvormen zonder rechtspersoonlijkheid

A
  1. Eenmanszaak
  2. Vennootschap onder firma (VOF)
  3. Maatschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de 4 rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid

A
  1. Besloten vennootschap (BV)
  2. Naamloze vennootschap (NV)
  3. Vereniging
  4. Stichting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 3 kenmerken van een Eenmanszaak

A
  1. Het privé en zakelijkvermogen van de eigenaar is onlosmakelijk met elkaar verbonden.
  2. De eenmanszaak heeft maar één eigenaar maar kan wel medewerkers hebben.
  3. Wanneer het bedrijf failliet gaat is het privé vermogen ook aansprakelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een vennootschap onder firma?

A

Dit is een bedrijf dat door meer personen onder één gemeenschappelijke naam wordt gedreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je de eigenaren van een VOF? (2)

A
  1. Vennoten

2. Firmanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zijn eigenaren van een VOF ook op hun privé vermogen aansprakelijk?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een maatschap?

A

De maatschap is een samenwerkingsvorm tussen 2 of meer personen, de “maten” die ieder iets inbrengen. Het voordeel dat hieruit voortvloeit, wordt gedeeld. De inbreng kan arbeid, geld of goederen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Door wie wordt de maatschap vorm zowel gekozen?

A

Advocaten, artsen en accountants.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zijn “maten” privé aansprakelijk?

A

Ja, wel beide voor hetzelfde deel in contrast tot de VOF.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn rechtspersonen?

A

Dit zijn organisaties die zelf rechten en plichten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van een NV? (3)

A
  1. Ze hebben een rechtspersoonlijkheid’
  2. Eigen vermogen is opgedeeld in aandelen die vrij te verhandelen zijn.
  3. De aandeelhouders zijn persoonlijk niet aansprakelijk met hun privé vermogen. Alleen over het geïnvesteerde bedrag lopen ze risico.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van een BV (3)

A
  1. Ze hebben een rechtspersoonlijkheid’
  2. Eigen vermogen is opgedeeld in aandelen die niet vrij te verhandelen zijn.
  3. De aandeelhouders zijn persoonlijk niet aansprakelijk met hun privé vermogen. Alleen over het geïnvesteerde bedrag lopen ze risico.
17
Q

Hoe wordt de winst belast bij een ondernemingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid?

A

Dit wordt gedaan middels de inkomsten belasting. Bij een VOF en maatschap doen de vennoten en maten afzonderlijke aangifte voor hun deel van de winst.

18
Q

Hoe wordt de winst belast bij een ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid?

A

Over de behaalde winst wordt vennootschapsbelasting afgedragen.

19
Q

Wat voor belasting betalen aandeelhouders?

A

Zij betalen inkomstenbelasting over het deel dat zij als winst ontvangen.

20
Q

Welke belasting ken je als voorheffing op aandelen?

A

15% dividendbelasting wat wordt ingehouden door de onderneming.

21
Q

Bij welke belastingen treed de ondernemer op als incasseerder? (3)

A
  1. Dividendbelasting
  2. Omzetbelasting
  3. Loonbelasting
22
Q

Welke 2 regels gelden er bij omzetbelasting voor de ondernemer?

A
  1. Bij verkoop van goederen en of diensten moet de onderneming de aan de afnemer berekende btw aan de belastingdienst betalen.
  2. Bij inkoop van goederen en of diensten kan de onderneming de door de leverancier berekende btw van de belastingdienst terugkrijgen.
23
Q

Welke 3 heffingspercentages kennen we bij de omzetbelasting?

A
  1. 21%: Dit geldt voor de meeste goederen en diensten.
  2. 9%: Het lage tarief geld voor eerste levensbehoefte zoals etenswaren
  3. 0%: het nultarief geld met name voor de export
24
Q

Wat moet je onder andere vermelden bij de aangifte over de omzetbelasting? (4)

A
  • De omzet exclusief omzetbelasting, gesplitst in percentages
  • Dit betreft de opbrengst verkopen
  • De omzetbelasting over de voornoemde omzet
  • De omzetbelasting over de inkopen ook wel voorbelasting genoemd.
25
Q

Waar moet je als ondernemer inzicht in hebben?

A

De grootte en de samenstelling van bezittingen
De grootte en de samenstelling van schulden
De grootte en de samenstelling van het (eigen) vermogen
De opbrengsten en kosten

26
Q

Uit welke 4 kolommen bestaat de kolommenbalans?

A
  1. Proefbalans
  2. Saldibalans
  3. Winst en verlies rekening
  4. Balans
27
Q

Hoe komt de proefbalans tot stand? (3)

A
  1. Van elke GB rekening worden de debet en credit opgeteld
  2. De totaalbedragen worden overgebracht naar de proefbalans
  3. Alle debet bedragen en credit bedragen worden bij elkaar opgeteld. En moeten gelijk zijn
28
Q

Wat vul je in bij de saldi balans?

A

De waarde van of de debet of credit zijde. Ligt er aan welke hoger is?