H11 Design Flashcards

1
Q

Design van een experiment

A

Heeft te maken met hoe je een experiment opzet
- geen enkele statistische techniek kan problemen verzaakt door een slecht opgezet experiment oplossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doel van experimenten

A

Bepalen of een onafhankelijke variabele een effect heeft op een afhankelijke variabele
- hoge externe validiteit
- hoge interne validiteit
- groot onderscheidend vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Externe validiteit

A

De mate waarin de conclusies van een onderzoek kunnen worden gegeneraliseerd naar andere mensen, geografische locaties, context, tijd en duur van effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interne validiteit

A

De mate waarin de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen werkelijk (alleen) de relatie tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabelen reflecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onderscheidend vermogen

A

De kans op het vinden van een effect tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen maximaliseren, dus proberen MSw te verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Steekproef trekken

A

Sampling frame (steekproefkader): lijst met alle personen van een populatie
–> sample (steekproef) trekken uit de populatie
–> random assignment van de steekproef in verschillende groepen. Op basis van toeval dus ze zullen hopelijk gelijk zijn in confounding variabelen
Simple random sample is ideaal (heel groot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Convenience sample

A

Gebeurt vaak bij de psychologie –> sample van makkelijk te verkrijgen personen, maar dit is niet simple random
- volunteer bias en subject sphistication
–> een lagere power als de variantie in de afhankelijke variabele kleiner is in een convenience sample dan in de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Volunteer bias

A

Alleen zij die mee willen doen aan het onderzoek nemen deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Subject sphistication

A

Participanten hebben kennis over het onderwerp van het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Controleren voor storende variabelen

A

Er is sprake van storende variabelen wanneer participanten verschillen tussen condities
–> kunnen voorkomen door pech, ook wanneer je participanten willekeurig hebt toegewezen aan condities
- verminderen de interne validiteit en power

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Storende variabelen verminderen interne validiteit

A

Stel dat de storende variabele gerelateerd is aan de afhankelijke variabele
- mensen op verschillende niveaus van van de OV verschillen op de storende variabele
- dan zijn er verschillen in de AV tussen de niveaus die niet direct gelink zijn aan verschillen in OV
–> relatie is niet OV veroorzaakt AV, maar storende variabelen veroorzaakt AV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Storende variabelen verminderen de power

A

Stel dat de storende variabele gerelateerd is aan de AV
- mensen binnen één niveau van de OV verschillen op de storende variabele
- dan zijn er ook verschillen in de AV binnen één niveau
–> hogere MSw leidt tot lagere power

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe controleer je voor storende variabelen in between-subjects design

A
  1. Willekeurige toewijzing van participanten aan condities
  2. Systematisch balanceren van storende variabele
  3. Matched-group design
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Willekeurige toewijzing van participanten aan condities

A

Wanneer het onduidelijk is wat de storende variabelen precies zijn, zorgen willekeurige toewijzing en een grote n per cel voor het balanceren van al deze variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Systematisch balanceren van storende variabelen

A

Balanceer groepen op basis van storende variabelen –> groepen zijn dan sowieso gebalanceerd (in vergelijking met willekeurige toewijzing)
–> voeg storende variabele toe in de analyse –> statistische controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Matched-group design

A

Balanceer groepen op basis van storende variabele –> een persoon in een groep komt precies overeen met een andere persoon in alle andere groepen op hun score op de storende variabele
- beter dan balanceren, want precieze match
–> voeg storende variabele toe in de analyse –> statistische controle

17
Q

Kunnen we beter een within-subjects design gebruiken

A

Problemen met Between-subject: welke variabelen zijn storend en teveel storende variabelen
- ideaal controleer je voor alle storende variabelen
- dat kan met within-subjects door de participanten aan alle condities bloot te stellen
–> grotere power door vermindering in MSw

18
Q

Nadelen van within-subjects design

A

Interne validiteit in within-subjects design kan verminderen door ‘order effects’
- practice effects, fatigue effects, carry-over effects en respons sets
Controleren door te balanceren

19
Q

Practice effects

A

Beter worden in een taak naar mate het experiment vordert

20
Q

Fatigue effects

A

Als een participant moe wordt

21
Q

Carry over effects

A

De ervaring die wordt opgedaan in de eerste conditie heeft een effect op de scores in de tweede conditie

22
Q

Response sets

A

Ontwikkeling van eens tandaardantwoord voor volgende taken

23
Q

Controleren voor order effects door te balanceren

A

Gedeeltelijke balans: Latin Square design
Willekeurig balanceren: elke particpant ondergaat de condities in een willekeurige volgorde
Gehele balans: elke volgorde komt voor en participanten worden willekeurig ingedeeld in de verschillende volgorders

24
Q

Gedeeltelijke balans

A

De volgorde van condities is per participant verschillend
- Latin Square is steeds eentje doorschuiven:
abcd
dabc
cdab
bcda
–> verschillende volgorde omdat je met een andere start, maar wel van a naar b naar c naar d gaat

25
Q

Tijdsspanne experiment
- BS vs. WS

A

BS: experiment is lang
WS: experiment is kort –> minder bedreigend interne validiteit

26
Q

Stimuli
- BS vs. WS

A

BS: klein aantal stimuli is voldoende
WS: groot aantal stimuli is nodig

27
Q

Storende variabele
- BS vs. WS

A

BS: niet veel storende variabele mogelijk
WS: veel storende variabele mogelijk

28
Q

Metingen
- BS vs. WS

A

BS: storende variabelen kunnen makkelijk worden gemeten
WS: storende variabelen kunnen niet makkelijk worden gemeten