H10: Sport Flashcards

1
Q

de transfer

A

overdracht aan een andere club tegen betaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de penalty

A

strafschop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de schwalbe

A

val in het strafschopgebied zonder dat er contact is geweest met een tegenspeler
om zo een penalty uit te lokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de tifo

A

de enorme spandoeken van supporters voor favoriete ploeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de derby

A

wedstrijd tussen twee ploegen van dezelfde streek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de spionkop(pen)

A

groep van fervente supporters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de poule

A

aantal sporters of teams dat tegen elkaar speelt in een wedstrijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de neoprof

A

iemand die net bij de profs rijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waaiers

A

in formatie rijdende renners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

demarreren

A

wegsprinten uit het peleton

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de wildcard

A

toestemming om deel te nemen aan een evenement zonder zich vooraf te kwalificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het criterium

A

wielerwedstrijd op de weg over een parcours dat een aantal keren gereden wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de voorjaarsklassieker

A

bekende wielerwedstrijd in de lente
Vb.: Milaan-San Remo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de fotofinish

A

finish waarbij het verschil in aankomst zo klein is dat via foto’s de winnaar moet
worden bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de/het wattage

A

maat voor de uitwendig geleverde energie (het vermogen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de wisselslag

A

combinatie van de 4 zwemslagen in vaste volgorde: vlinder-, rug-,
school- en vrije slag (meestal crawl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de marathon

A

langste loopafstand in de atletiek (42,195 km)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de haas

A

loper die een gedeelte van de wedstrijd als gangmaker optreedt en dan uit de baan stapt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de manche

A

onderdeel van een wedstrijd

20
Q

het ippon

A

geheel punt

21
Q

de tatami

A

judomat

22
Q

het grandslamto(e)rnooi

A

een van de belangrijkste tennistoernooien:
Wimbledon – Roland Garros – Australian Open – US open

23
Q

de lovegame

A

waarin een van beide spelers niet scoort

24
Q

de ace

A

service die door de tegenspeler niet kan worden teruggespeeld

25
Q

de tiebreak

A

beslissend spel na 6-6

26
Q

de regatta

A

zeilwedstrijd

27
Q

de skiff

A

high performance zeilboot

28
Q

de pitstop

A

stoppen op de plaats waar raceauto’s technisch onderhoud krijgen

29
Q

de slopestyle

A

skiën of snowboarden met een hindernissenbaan

30
Q

de dunk

A

wanneer een speler hoog opspringt en de bal met beide handen in de basket dumpt

31
Q

de puck

A

de ‘bal’ in ijshockey (zwarte schijf van hard rubber)

32
Q

Paralympics

A

Olympische Spelen voor atleten met een lichamelijke, verstandelijke of visuele beperking.

33
Q

ko (knock-out)

A

Als een bokser zo murw geslagen is dat hij gedurende 10 seconden niet verder kan vechten.

34
Q

de steward

A

Iemand die bij sportwedstrijden (vooral voetbal) de orde helpt te handhaven.

35
Q

de owngoal

A

Een doelpunt tegen het eigen team.

36
Q

play-offs

A

De eindronde die door de beste atleten of sportploegen aan het einde van het seizoen gespeeld wordt.

37
Q

whereabouts

A

Verplichting voor atleten om op elk moment aan te geven waar ze vertoeven.

38
Q

stayeren

A

Kort achter iemand aan fietsen zodat die je uit de wind houdt.

39
Q

de gravel

A

Roodkleurig steengruis dat wordt gebruikt als ondergrond voor tennisbanen.

40
Q

de bobo

A

Een negatieve benaming voor een bestuurder in de hoogste instanties van de sportwereld.

41
Q

de kür

A

Een vrij gekozen figuur bij het kunstschaatsen.

42
Q

de poleposition

A

De beste startplaats bij een autorace, nl. aan de kop: gewoonlijk is die plaats voor de racer die tijdens de oefenritten of kwalificaties het snelste rondje reed.

43
Q

de shorttrack

A

Wedstrijd waarbij twee of meer deelnemers hardrijden op een ijshockeypiste.

44
Q

de hole-in-one

A

In golf: een hole met één slag uitspelen.

45
Q

de shuttle

A

gevederd balletje dat in badminton gebruikt wordt

46
Q

langlaufen

A

Met ski’s ‘wandelen’ over een besneeuwd (vlak) terrein.