geschiedenis Flashcards

1
Q

aanleiding

A

de druppel die de emmer doet overlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anarchonisme

A

fout tegen de tijdrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

chronologie

A

opeenvolging van gebeurtenissen in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

context

A

verband waarin iets zich voordoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

continuïteit

A

voortdurend, ononderbroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

decennium

A

een periode van 10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dicontinuïteit/ verandering

A

onderbroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eeuw

A

een periode van 100 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

evolutie

A

manier waarop de zaken veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gelijktijdigheid

A

twee of meerdere gebeurtenissen die op hetzelfde moment plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolg

A

iets dat door en na iets anders gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

historische kritiek

A

een methoniek om vragen te stellen aan bronnen om de betrouwbaarheid ervan te achterhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

legende

A

een verklaring bij een kaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

millennium

A

een periode van 1000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ongelijktijdigheid

A

de gebeurtenissen vinden niet plaats op hetzelfde moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

oorzaak

A

de problemen, de moeilijkheden die er al een hele tijd zijn, zich opstapelen en zorgen voor spanningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

presentisme

A

hedendaagse ideeën en perspectieven anachronistisch worden geïntroduceerd in voorstellingen of interpretaties van het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

revolutie

A

een ommekeer, zo grondig dat een terugkeer naar ‘vroeger’ niet meer mogelijk is. als gevolg ontstaat een nieuwe maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

standplaatsgebondenheid

A

ieders denken en handelen wordt bepaald door de positie die zij of hij inneemt ten opzichte van anderen en door zijn persoonlijke ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tijdsgeest

A

manier van denken eigen aan een bepaalde periode in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

aaseter

A

het eten van achtergelaten prooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

abdis

A

hoofd van abdij (vrouwelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

abt

A

hoofd van abdij (mannelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

accodeondemografie

A

het afwisselen van opwaartse en neerwaartse bewegingen binnen de bevolkingsontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

administratie

A

bestuur van staatszaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

aflaat

A

een kwijtschelding van een straf voor een zonde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ambtenaren

A

personen in dienst van de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

anarchie

A

periode zonder wettelijk gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

anatomie

A

wetenschap die het menselijk lichaam bestudeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

archaïsch

A

stijf, plechtig, oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

archeoloog

A

een historicus die ongeschreven bronnen uit het verleden onderzoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

aristocratie

A

belangrijke en rijke families die regeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

assimileren

A

Inheemse cultuur al dan niet gedwongen gelijkmaken aan de eigen Europese cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

autarkie

A

economie waarbij de mensen niet of nauwelijks meer produceren dan ze zelf nodig hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

autochtoon

A

oorspronkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

autochtoom

A

zelfbestuur, zelfstandig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

balsemen

A

van bederfwerende stoffen voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

bede

A

een rechtstreeks belasting die aan de koning werd toegestaan door de staten- generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

burgeroorlog

A

een oorlog waarbij de strijdende partijen deel uitmaken van hetzelfde land, rijkn volk van dezelfde gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

catacomben

A

onderaardse begraafplaats, waar de eerste christenen samenkwamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

celibaat

A

het ongehuwd blijven van geestelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

cijnskiesrecht

A

wie een bepaalde som belastingen betaalt, heeft stemrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

coalitie

A

verbond van staten tegen gemeenschappelijke vijand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

codex

A

wetboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

concilie

A

vergadering van kerkleiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

concordaat

A

verdrag tussen de paus en een werekdkijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

confessionalisering

A

beklemtonen van eigen eigenheid van een geloof tegenover andere christelijke overtuigingen bv door de catechimus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

conquistador

A

Spaanse veroveraar in de 16e en 17e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

conservatief

A

behoudsgezind, geen veranderingen willen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

continentaal

A

op land gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

continuïteit

A

voortduren, ononderbroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

corrupt

A

omkoopbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

creationisme

A

geloof dat de wereld is geschapen door een of meerdere goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

creolisering

A

een proces van wisselwerking tussen de culturen zodat door wederzijdse beïnvloeding en interactie een nieuwe (sub) cultuur ontstond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

cycloop

A

reus met 1 oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

deductief

A

afgeleid van het algemene naar het bijzondere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

delta

A

de mondingsarmen van een rivier en het gebied daartussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

democratie

A

regeringsvorm waarbij het volk de macht heeft om te regeren, er is een grondwet, een parlement en er is scheiding van de machten (wetgevende, uitvoerende, rechtelijke macht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

discriminatie

A

uitsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

dominant

A

overheersend, alles bepalend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

elite

A

de top, de besten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

emancipatiestrijd

A

het ijveren voor gelijke rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

emigratie

A

het verlaten van een eigen regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

evolueren

A

geleidelijk ontwikkelen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

exotisme

A

interesse in het vreemde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

falanx

A

een moeilijk te doorbreken slagorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

expansie

A

uitbreiding, meestal door verovering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

feit

A

iets wat gebeurd is

69
Q

filosoof

A

wijsgeer, iemand die met het verstand moeilijke levensvragen probeert op te lossen

70
Q

fossielen

A

versteende resten van lang geleden gestorven wezens

71
Q

fresco

A

muurschilderij, aangebracht op een vochtige kalklaag

72
Q

frontaal

A

in vooraanzicht

73
Q

gelaagde samenleving

A

bestaande uit verschillende standen

74
Q

geleide economie

A

een economie die heel sterk gestuurd wordt door de overheid

75
Q

gesloten economie

A

het streven om zo min mogelijk afhankelijk te zijn van anderen

76
Q

gestileerd

A

met eenvoudige, strakke lijnen weergegeven

77
Q

globalisering

A

het proces dat nog steeds meer landen deel uit maken van de wereld handel

78
Q

gouw

A

provincie

79
Q

grootgrondbezitter

A

Grondadel, aristocraten

80
Q

handelskapatilisme

A

economisch systeem waarbij de kooplui grote winsten in de internationale handel en hun kapitaal verder vergroten

81
Q

hiërarchie

A

rangorde

82
Q

historicus

A

een wetenschapper die het verleden bestuddert

83
Q

hopliet

A

zwaar bewapend soldaat

84
Q

humanisme

A

een levensbeschouwing waarin menselijkheid centraal staat

85
Q

hypothese

A

veronderstelling, nog niet bewezen

86
Q

ijstijd

A

periode met een gemiddelde jaartemperatuur onder 0°

87
Q

immigratie

A

mensen komen al dan niet vrijwillig toe in een nieuwe regio

88
Q

imperialisme

A

het streven van een staat naar uitbreiding van zijn heerschappij over andere volkeren en gebieden

89
Q

index

A

een lijst met verboden boeken

90
Q

inflatie

A

prijsrevolutie

91
Q

in natura

A

in goederen, niet in geld betalen

92
Q

in profiel

A

de zijkant

93
Q

irrigatie

A

kunstmatige bevloeiing

94
Q

keizerrijk

A

staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke keizer

95
Q

ketter

A

iemand die in zijn geloof afwijkt van de officiële leer

96
Q

komedie

A

blijspel

97
Q

koninkrijk

A

staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke koning, levenslang aan de macht

98
Q

krijgsgevangene

A

is een gevangen genomen tegenstander/vijand in de oorlog

99
Q

kritisch omgaan met

A

nauwkeurig onderzoeken

100
Q

labyrint

A

doolhof, ingewikkeld stelsel van gangen en vertrekken

101
Q

Laconische uitspraak

A

spitvondige, korte uitspraak

102
Q

lokaal

A

plaatselijk

103
Q

magistraat

A

een verkozen ambtenaar die een persoon of organisatie heeft andere personen of organisaties

104
Q

maritiem

A

op zee gericht

105
Q

materieel

A

stoffelijk

106
Q

mening

A

een opvatting, oordeel over iets of iemand

107
Q

migratie

A

al dan niet gedwongen verplaatsing van personen
immigratie is in een land toekomen en emigreren is naar een land vertrekken

108
Q

monarchie/dynastie

A

regerende familie, vorstenhuis

109
Q

mondiaal

A

de wereld

110
Q

monopolie

A

alleenrecht

111
Q

monotheïsme

A

het geloof in 1 god

112
Q

monumentaal

A

Groots, imposant

113
Q

mozaïek

A

vloeren uit duizenden steentjes

114
Q

mummificeren

A

een lijk tot mummie maken, bewaren

115
Q

mythe

A

een verzonnen verhaal waarin de mens gebeurtenissen en verschijnselen tracht te verklaren door ze toe te schrijven aan goden

116
Q

neolithicum

A

nieuwe steentijd

117
Q

nomaden

A

rondtrekkende mensen, meestal in stamverband

118
Q

objectief

A

beschrijving van de feiten

119
Q

observatie

A

waarneming

120
Q

oligarchie

A

macht is gebaseerd op rijkdom

121
Q

onroerend vermogen

A

persoonlijk bezit dat niet verplaatsbaar is bv. gronden, woningen,…

122
Q

ontginnen

A

bossen, heiden in vruchtbare grond omzetten

123
Q

open economie

A

producten worden verkocht, er is handel

124
Q

orakel

A

Godsuitspraak, plaats waar een god raad geeft en de toekomst voorspelt

125
Q

Ora et labora

A

bid en werk

126
Q

paleolithicum

A

oude steentijd

127
Q

patriciër

A

edelman

128
Q

polytheïsme

A

geloof in veel goden

128
Q

plebejer

A

het gewone volk

129
Q

polis

A

stadstaat, onafhankelijke gemeenschap

130
Q

politiek- territoriale strijd

A

de strijd om macht in een bepaalde gemeesnchap

131
Q

polytheïsme

A

veelgodendom, geloven in meerdere goden

132
Q

pre- columbiaans

A

de periode voor Columbus’ ontdekking (1492)

133
Q

progressief

A

vooruitstrevend, houden van veranderingen

134
Q

proletariër

A

uitgebuite arbeider

134
Q

rationalisme

A

een stroming die ervan uitgaat dat de menselijke rede/verstand het centrum is van alle werkelijkheid en de oorsprong is van de waarheid

135
Q

realitisch

A

werkelijkheidsgetrouw

136
Q

recept

A

voorschrift

137
Q

reconstructie

A

iets dat, nagebootst of hersteld is

138
Q

redenaar

A

iemand die mooi en overtuigend het volk toespreekt

138
Q

regionaal

A

groter gebied vb regio Waregem

138
Q

reformatie

A

hervorming

138
Q

republiek

A

staatsvorm waaarbij het staatshoofd verkozen wordt door de onderdanen

139
Q

roerend vermogen

A

persoonlijke bezit dat verplaatsbaar is vb. geld, kunst,..

140
Q

sacraal

A

Heilig, gewijd

141
Q

sacrofaag

A

houten of stenen lijkkist in de vorm van een menselijk lichaam

142
Q

sedentair

A

wie kiest voor een vaste verblijfplaats <-> nomaden

143
Q

silex

A

vuursteen

144
Q

slib

A

door water meegevoerd en afgezet materiaal

145
Q

sociale strijd

A

de strijd tussen verschillende klassen vb rijk vs arm

146
Q

soevereiniteit

A

hoogste gezag

147
Q

solidariteit

A

bereidheid tot samenwerking

148
Q

staatsgodsdienst

A

door de overheid opgelegde godsdienst

149
Q

staatsgreep

A

onwettige greep naar de macht, vaak met hulp van militairen

150
Q

statussymbool

A

via o.m. je kledij, huis toon je jouw aan zien in de samenleving

151
Q

strateeg

A

legeraanvoerder

152
Q

subjectief

A

beschrijving vanuit je eigen persoon, mening

153
Q

tempeleconomie

A

in de tempel werden producten geruild en verkocht. De opbrengst werd eigendom van de priesters

154
Q

theocratie

A

de keizer reageert in Gods naam (krijgt de macht van de paus)

155
Q

tijdsgeest

A

manier van denken, eigen aan een bepaalde periode van in de tijd

156
Q

tragedie

A

treurspel

157
Q

transithandel

A

doorvoerhandel

158
Q

triumviraat

A

driemanschap, bestuur met 3 leden aan het hoofd

159
Q

universeel

A

het heelal, alles omvatten

160
Q

vetorecht

A

het recht om (politiek) besluiten tegen te houden

161
Q

voedselverzamelaar

A

eerste mensen aten wat ze in de natuur vonden

162
Q

voogdij

A

iemand anders regelt je rechten en plichten

163
Q

wingewest

A

een gebied dat gebruikt wordt om winst te behalen