Gebruik van werkwoorden Flashcards
1
Q
een douche
A
nemen
2
Q
televisie
A
kijken
3
Q
naar bed
A
gaan
4
Q
eten
A
koken
5
Q
ontbijt
A
eten
6
Q
de bus
A
nemen
een douche
nemen
televisie
kijken
naar bed
gaan
eten
koken
ontbijt
eten
de bus
nemen