Frans hoofdstuk 1 h2d Flashcards
de eerste schooldag
la rentrée
de reis
le voyage
de trein
le train
l’hôtel
het hotel
het zwembad
la piscine
parler
praten / spreken
raconter
vertellen
expliquer
uitleggen
tijdens
pendant
geweldig
formidable
waardeloos
nul
terrible
vreselijk
le pays
het land
aux Pays-Bas
in/naar Nederland
in/naar Frankrijk
en France
en Belgique
in/naar Belgie
in/naar Luxemburg
au Luxemburg
en Allemagne
in/naar Duitsland
en Angleterre
in/naar Engeland
in/naar Spanje
en Espagne
de broer
le frère
de zus
La sœur
l’ami(e)
de vriend(in)
le/la jeune
de jongere
de vrijheid
la liberté
la montagne
de berg
l’ile
het eiland
de zee
la mer
l’avion
het vliegtuig
eerste
premier/première
car
want
enfin
(uit)eindelijk
rencontrer
ontmoeten
ontdekken
découvrir
het weer
le temps
il fait beau
het is mooi weer