EXAMEN Flashcards

1
Q

juridisch?

A

verbintenis tussen 2 vrije burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

privé-zaak?

A

geen administratie van te pas
voorwaarden:
* moeten het beiden willen
* er moeten getuigen bij zijn
* moeten samen wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

scheiden?

A

even eenvoudig als trouwen:
voorwaarden:
* beiden akkoord
* getuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een middel?

A

niet altijd persoonlijke keuze:
om allianties tussen families en vriendschappen tussen personen te bezegelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leeftijd?

A

meisjes: vanaf 12 jaar
jongens: vanaf 14 jaar
=> praktijk: man meestal ouder dan vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doel?

A
  • nakomelingen verwekken
  • familie bezit in stand houden
  • verbintenis tussen 2 mensen waarin vrienschap een steeds centralere plaats in kreeg.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

andere samenlevingsvormen?

A
  • tussen vrijen en slaven
  • slaven onderling
    –> geen huwelijk mogelijk, soms erkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

concubare?

A

samen slapen ;)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

concubine?

A

vrouw met wie een (getrouwde) man een seksuele relatie had. = maîtresse/ minnares.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kinderen uit concubinaat?

A
  • kregen de naam van de moeder
  • erfden niet automatisch v/d vader
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

contubernium?

A

verbond tussen 2 slaven -> erkent en beschermt:
een meester mocht zo’n koppel niet van elkaar scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat volgde na de dood van Nero (door zelfmoord)

A

=> woelig opvolgingsjaar
=> 4 generaals door legioenen -> tot keizer
=> burgeroorlog
=> Vespasianus = princeps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet Vespasianus?

A

(+ Titus - zoon)
* vertrouwen senaat + voilk
* discipline leger herstellen
* buitenlandse opstanden onderdrukken
* heropbouw (na brand Rome)
* bouw v. Amphitheatrum Flavium (=> Colosseum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Titus (opvolger + zoon v. Vespasianus)

A
  • korte regeerperiode (2 jaar)
  • zeer populair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Domitianus (opvolger + broer Titus)

A
  • efficiënt, maar autoritair (geen tegenspraak)
  • gehaat bij elite => moord (door eigen entourage) (96 n.C.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Nerva (opvolger Domitianus)

A
  • gekozen door senaat, uit eigen rangen
  • wijs + ervaren politicus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Trajanus (opvolger Nerva)

A
  • geadopteerd
  • = populaire generaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurde er onder Trajanus?

A
  • nieuwe uitbreiding + bloeiperiode
    1. verovering Dacië -> grens tot over Donau
    -> grondig gekoloniseerd ( veel Romeinse kolonisten => Roemeens = dochtertaal Latijn
    2. Parthen verslagen (oosten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat verkreeg men nadat men Dacië veroverd had?

A

door Dacisch(e) goud + slaven
=> grootse bouwwerken
- Forum Traianum
- zuil van Trajanus
- 2 bibliotheken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat verkreeg Trajanus met de bouwwerken?

A

populariteit
=> keizers na hem (groet senaat) : felicior Augusto, melior Traiano

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hadrianus (opvolger Trajanus)

A

-adoptiezoon van Trajanus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer is de zilveren eeuw?

A

2e eeuw n.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke verandering is er van de gouden eeuw naar de zilveren eeuw?

A

Het niveau van bloeitijd onder Augustus blijft niet gehandhaafd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Andere naam voor de zilveren eeuw?

A

De zilveren latiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kenmerken zilveren eeuw?

A
  • steeds minder natuurlijk uitdrukken
  • gedichten klinken gekunsteld, geforceerd en pathetisch
  • welsprekendheid werd declamatie: de redevoering werd een doel op zich.
  • vrije meningsuiting was beperkt => in proza: kon je de keizer best vleien.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is declamatie?

A

met gevoel voorlezen en vaak uit het hoofd opzeggen van gedichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat kwam op tijdens de 1e eeuw n.C.

A

het christendom => meer mensen bekeren.
=> spanningen
WANT christendom (monotheisme) <=> Romeinse veelgodendom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wanneer werd het christendom officieel toegelaten en onder wie?

A

313 -> keizer Constantijn de Grote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer werd het christendom een staatsgodsdienst en onder wie?

A

380 -> keizer Theodosius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar werd Plinius Minor geboren?

A

Comum, Noord-Italie (nu: Como)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Met welke naam was Plinius Minor geboren?

A

Gaius Caecilius Secundus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

families van zijn ouders?

A

kwamen uit rijke senatoriale families

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wie was zijn moeder?

A

Plinia, zus van Gaius Plinius Secundus (/ Plinius Maior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat gebeurde er nadat Plinius’ vader stierf?

A
  • trok in met zijn moeder bij oom Plinius in Rome.
  • werd bij testament geadopteerd door Plinius Maior (=> Gaius Plinius Caecilius Secundus/ Plinius Minor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

opleiding van Plinius Minor?

A
  • lessen bij grammaticus in Comum
  • opleiding in Rome (o.a. door Quintilianus (=beroemde leerkracht in welsprekendheid)
  • => advocaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

jobs Plinius Minor (doorheen zijn leven)?

A
  • advocaat
  • consulaat
  • stadhouder Bythinië en Pontus (door keizer Trajanus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

huwelijken van Plinius Minor?

A
  • 3 huwelijken
  • nooit vader (tot zijn spijt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is er bewaard gebleven van Plinius?

A
  • Panegyricus in Traianum (lofrede op Trajanus)
  • Epistulae (brieven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoeveel boeken hadden Epistulae?

A
  • 9 boeken
  • 10e boek -> na dood, correspondentie met keizer Trajanus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wie was de beschermeling van Plinius MInor?

A

dichter Martialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Plinius Minor had vele kenissen op politiek en literair gebied: o.a.

A
  • geschiedschrijver Tacitus
  • Suetonius
42
Q

Wat was Plinius Maior allemaal?

A
  • succesvol advocaat
  • schrijver
  • militair
43
Q

Wat gebeurde er voor hem als militair tijdens de tirannieke keizer Nero?

A

op non-actief gezet als militair + had zich toegelegd op wetenschappen en literatuur.

44
Q

Hoe maakt Plinius Maior zijn encyclopedisch werk?

A

door het verzamelen van wetenswaardigheden uit allerlei boeken.

45
Q

Hoe heette het encyclopedisch werk van Plinius Maior?

A

Naturalis Historia

46
Q

Wat gebeurde er na de dood van Nero ? (Plinius Maior)

A
  • opnieuw politiek actief
  • keizerlijke afgevaardigde -> reisde rond in verschillende provincies
  • 1 v/d belangrijkse raadgevers van het hof
47
Q

Over wat beschikte Plinius Maior voor het opvoeden van zijn neef?

A
  • niet: veel tijd
  • wel: nodige financiële middelen, juiste connecties -> beste leerkrachten
48
Q

Hoe zat het met de kenmerken van het antieke literaire leven?

A

in heel wat opzichten -> kenmerken van een orale cultuur.

49
Q

kenmerken literaire leven?

A
  • Publieke voordracht was algemeen ingeburgerd: boeken voorgelezen = recitatio
  • privé liet men zich voorlezen door gecultiveerde slaaf ( stem, expressie, uitspraak -> gewaardeerd.
  • zelf lezen -> luidop
50
Q

Hoe schreef men?

A
  • dicteren aan secretaris (slaaf) (gedachten = essentieel)
51
Q

librarius?

A

=afschrijver/ (later=) boekenverkoper
Had ploegen van slaven - werden gedicteerd.
=> geen auteursrechten => veel publicaties bevatten fouten.

52
Q

schriftdragers?

A
  • inscripties in steen: grafsteen, opschrift
  • ostraka: potscherven als boodschappenlijstje, kattenbelletje, korte nota
  • papyrus en perkament
  • wastageltjes
53
Q

Van wat werd Papyrus gemaakt?

A

van de papyrusplant -> ingeboerd uit Egypte, in Rome geperfectioneerd.

54
Q

Van wat was olie gemaakt?

A

mengeling van roet en water

55
Q

Met wat beschreef men Papyrus?

A

een rietpen/ calamus

56
Q

Wat deed men om papyrus beter te bewaren?

A

streken er olie op (gele kleur)

57
Q

Hoe zit het met de beschrijfbaarheid van papyrus?

A

maar aan 1 zijde beschijfbaar

58
Q

Wat is perkament?

A

bewerkte huid van kalf of geit (+ voorloper van ons gebonden boek)

59
Q

Hoe maakt men perkament?

A
  1. huiden weken
  2. huiden schoonmaken
  3. haren wegtrekken
  4. haren wegschrapen
  5. weer opspannen
    => bladeren hierna aan elkaar genaaid.
60
Q

Hoe beschreef men perkament?

A

met een ganzenveer

61
Q

Vanaf wanneer werd perkament gevonden in Rome.

A

vanaf de 2e eeuw v.C. , wel zeer duur

62
Q

synoniem wastafeltje

A

tabulae

63
Q

als wat en waar wer het wastafeltje gebruikt?

A

als kladschrift op lagere school

64
Q

met wat werd een wastafeltje gevuld?

A

met bijenwas

65
Q

met wat werd een wastafeltje beschreven?

A

een stilus

66
Q

hoe noemen we 2 wastafeltjes die aan elkaar gebonden zijn als een boekje?

A

een codex

67
Q

brief in Rome?

A

geëvolueerd tot een apart literair genre. -> bewerkt voor publicatie

68
Q

onderdelen van literaire brief?

A
  1. aanspreking: afzender in nominatief, bestemmeling in datief, vaak gevolgd door SD (solutem dicit)
  2. inleiding: rechtstreekste aanspreking v/d geadresseerde
  3. corpus: uitwerking vaneigenlijke onderwerp
  4. slot: bestluit v/h onderwerp, vaak via sententia/ gnomologia (= bondige spreuk met een algemene waarheid)
  5. groet: Vale
69
Q

Wat bestond er niet voor particulieren in de oudheid?

A

een georganiseerde postdienst

70
Q

Voor wie was de officiële koerierdienst?

A

voor het leger en de administratie: autoriteiten moesten in contact blijven met provinciehoofden.

71
Q

Hoe werkte de officiële koerierdienst?

A

met postwagens langs vaste posten op de belangrijkste wegen. Een post gaf door aan volgende post.

72
Q

Hoe deden de magistraten het?

A

hadden slaven die via de officiële koeriersdienst werkten.

73
Q

Hoe gebeurde het privé?

A

slaven werde nop pad gestuurd -> tabellarii

74
Q

Hoe heten slaven die spoedberichten versturen?

A

cursores

75
Q

op wat worden slaven die spoedberichten versturen vooraf getest?

A

loyauteit en intelligentie

76
Q

Wat als het verstuurd moest worden naar het buitenland?

A

beroep doen op welwillendheid van kooplui, reizigers of kenissen (vaak tegen vergoeding) => soms moeilijkheden.

77
Q

werden de brieven van Plinius losweg neergeschreven?

A

nee, ze zijn stilistisch bijzonder verzorgd. Wellicht zijn meeste brieven verstuurd maar achteraf bijgewerkt met oog op publicatie.

78
Q

Wat is er behouden (stilistich) in de brieven?

A

de uiterlijke vorm, maar meer karakter van een essay.

79
Q

Wat zorgt ervoor dat de brieven meer het karakter van een essay hebben?

A
  • voor ruim publiek bestemd
  • persoonlijke gekleurd opstel over onderwerp uit sociale en literaire leven.
80
Q

Welke betekenis had de naam van de vroegere bestemmeling?

A

een soort eerbetoon in de trans van ons ‘opgedragen aan’ vooraan in een boek.

81
Q

Wat behandelt zo’n brief gewoonlijk?

A
  • onderwerp, vertouwelijke mededelingen -> alleen voor bestemmeling, geen antwoord verwacht
82
Q

literaire brieven van Plinius i.v.m. dagelijks leven?

A

minder direcht verbonden met dagelijks leven dan echte brieven

83
Q

Wat vormen de brieven van Plinius?

A

belangrijkste bewaarde getuigenis over het leven ten tijde van Trajanus

84
Q

Wat maakt het dateren van Plinius’ brieven zo moeilijk?

A

Er staan geen data boven.

85
Q

drie aspecten van datering:

A
  1. briefdatum
  2. compilatie van boek
  3. verschijningsdatum
86
Q

Hoe denkt men dat de brieven zijn gemaakt + gepubliceerd?

A

echte geateerde en verzonden brieven -> voor publicatie herzien.
Plinius heeft zelf ingestaan voor de publicatie.

87
Q

Is Plinius’ nonchalance echt?

A

nee, het is slechts schijn

88
Q

onderwerpen in de brieven?

A

zijn rijk gevarieerd. (bv. felicitaties, beschrijvingen landhuizen, voortelven na dood, gezondheid en ziekte…)

89
Q

Waar verkeerde Plinius (sociaal)

A

in de hoogste politieke kringen
=> brieven ook gericht aan historische figuren zoals Tacitus en keizer Trajanus (sommige nooit verstuurd)

90
Q

in tegenstelling tot bv de brieven van Cicero…

A

zijn Plinius’ Epistulae van het begin af voor publicatie bestemd geweest.

91
Q

Waar ligt Pompeii?

A
  • in de golf van Napels
  • landstreek Campanië (centrum)
92
Q

Wat maakt Pompeii zo populair?

A
  • vruchtbare grond -> rijke vegetatie
  • zacht klimaat, prachtige landschappen
  • Vesuvius -> groene, frisse berg (wijngaarden-> beroemde wijn= vesuvinum)
    => luxueuze buitenverblijven, lokten veel mensen
93
Q

Wanneer vond de uitbarsting van de Vesuvius plaats?

A

79 n.C. (onder keizer Titus)

94
Q

Herculaneum bedolven onder…

A

vulkanisch slijk

95
Q

Pompeii en stabiae bedolven onder…

A

vulkanisch as

96
Q

uit wat kunnen we het verhaal van de uitbarsting aflezen?

A

de aardlagen

97
Q

Wat de uitbarsting te voorspellen?

A
  • toen wist men nog niet dat de Vesuvius een vulkaan was.
  • al eeuwen geen grote uitbarsting meer geweest
  • in 62 was er al eens een aardeving geweest
  • dagen voor uitbarsting -> aardschokken in omgeving
98
Q

verdere uibarstingen?

A

lang kleine erupties.

99
Q

Hoe zit het met de Vesuvius nu?

A

Al lang geen eruptie -> verontrust geleerden WANT hoe langer een periode van rust duurt, des te meer vernietigender is de volgende uitbarsting

100
Q

Pompei toegankelijk via…

A

8 poorten

101
Q

opbouw Pompeii?

A
  • 2 hoofdstraten -> kruisen
  • straten kruisen elkaar meestel loodrecht -> schaakbordpatroon
102
Q

straten Pompeii?

A
  • straten geplaveid met lavasteen
  • hoge troittoirs
  • overstapstenen (voetgangers)