Écrire hoofdstuk 5 Flashcards
1
Q
de sfeer
A
l’ambiance (f)
2
Q
het voordeel
A
l’avantage (m)
3
Q
grappig
A
marrant
4
Q
belachelijk
A
ridicule
5
Q
de maatschappij
A
la société
6
Q
oefenen
A
s’exercer
7
Q
dat wil zeggen
A
c’est-a-dire
8
Q
overeenkomen met
A
correspondre à
9
Q
scheiden
A
séparer
10
Q
het merendeel
A
la plupart
11
Q
gelijk hebben
A
avoir raison
12
Q
wat mij betreft
A
quant à moi
13
Q
ongelijk hebben
A
avoir tort
14
Q
naar mijn mening
A
à mon avis
15
Q
ik geloof dat
A
je crois que