Economische modellen Flashcards
W=EV
Evenwichtsvoorwaarde.
Y=W
Identiteit.
EV=C+I+O
Defenitievergelijking.
(Partuliere conspumtie) C=c(Y-B)+Co
Gedragsvergelijking.
(Particuliere investeringen)I=Io
Gedragsvergelijking.
(Overheidsbestedeingen) O=Oo
Institutionele vergelijking.
(Belastingontvangsten) B=bY=Bo
Institutionele vergelijking.
Spaarfunctie
Gedragsvergelijking.
Analytisch model
Een model waarmee beschreven wordt hoe de economische werkelijkheid in elkaar zit.
Voorspellend model
Wordt gebruikt om een schattig te geven hoe de economie de komende tijd zal verlopen.
Beslissingsmodel
Model om te weten te komen op welke wijze de economie beïnvoed wordt door bepaalde maatregelen.
Kapitaalgoederen
Goederen van een onderneming (of overheid) die nodig zijn om andere goederen voort te brengen.
Bestedingseffect
(= inkomenseffect van investeringen) Investeringen maken deel uit van de (nationale) bestedingen en leiden tot productie en dus tot inkomen.
Capaciteitseffect
Uitbreidingsinvesteringen (toename van kapitaalgoederen) vergroten de productiecapaciteit (toename potentiële productie).
Exogene variabelen
Grootheden die in het model niet afhankelijk zijn.
Endogene variabelen
Grootheden die in het model wel afhankelijk zijn.
Inkomensevenwicht
Productie gelijk aan effectieve vraag.
Particulier spaarsaldo
(S-I)
Overheidssaldo
(B-O)
Nationaal spaarsaldo
(S-I)+(B-O)
Langetermijnevenwicht
Als Y=Y* (werkelijke inkomen gelijk aan potentiële inkomen).
Totale factorproductiviteit
Geeft de kwaliteit en de efficiëntie waarme de productie-factoren worden ingezet weer.
Negatieve output gap
(Y<Y*), laagconjuctuur.
Output gap
Y-Y*, verschil werkelijke inkomen en het potentiële inkomen.