Dutch A2 Stage 6a 100 items 20 Nov 2024_English_to_Dutch Flashcards
That girl is always singing everywhere.
Dat meisje is altijd en overal aan het zingen.
I can’t pay attention to your dog the whole time.
Ik kan niet de hele tijd op je hond letten.
It’s (a) long (time) ago that I played (lit. did) a lot of sports.
Het is lang geleden dat ik veel gesport heb.
When I was still young (lit. small)…
Toen ik nog klein was …
They stopped that a year ago.
Zij zijn er een jaar geleden mee gestopt.
Did you still ask that yesterday?
Heb je dat gisteren nog gevraagd?
Were you on (lit. Had you) vacation last week?
Hebben jullie vorige week vakantie gehad?
I haven’t seen that movie yet.
Ik heb die film nog nooit gezien.
She used to dance ballet.
Zij heeft vroeger ballet gedanst.
I want to put on a clean T-shirt.
Ik wil een schoon T-shirt aantrekken.
He’s wearing a sharp (lit. neat) suit.
Hij draagt een net pak.
The old T-shirt looks sloppy and messy.
Het oude T-shirt ziet er slordig en onverzorgd uit.
This dirty dress is going in the washing machine.
Dit vieze jurkje gaat in de wasmachine.
With the white jacket, nobody (can) see you on the slope!
Met de witte jas ziet niemand je op de piste!
I washed her black sweater.
Ik heb haar zwarte trui gewassen.
That blue cap is too big for your head.
Dat blauwe petje is te groot voor je hoofd.
Can you iron those yellow pants?
Kan je die gele broek strijken?
The brown shoes are very eye-catching.
De bruine schoenen zijn erg opvallend.
He doesn’t have a green shirt.
Hij heeft geen groen overhemd.
fireworks
vuurwerk
Cheers!
Proost!
Dutch doughnuts
oliebollen
Happy New Year!
Gelukkig nieuwjaar!
Welcome to the Netherlands!
Welkom in Nederland!
I’m called Emma.
Ik heet Emma.
Nice to meet you.
Leuk je te ontmoeten.
Follow the recipe on the package.
Volg het recept op de verpakking.
Will you wash the plates and bowls? Then I’ll dry them.
Was jij de borden en schalen af? Dan droog ik ze af.
I always have jars and cans with vegetables and fruit at home.
Ik heb altijd potten en blikken met groente en fruit in huis.
In which cupboard are the spices, pepper and salt?
In welke kast staan de kruiden, peper en zout?
Do you want to cut the apple into cubes for me?
Wil je de appel voor mij in blokjes snijden?
My son can already eat with (a) knife and fork.
Mijn zoon kan al met mes en vork eten.
Stir the soup with a wooden spoon.
Roer de soep met een houten lepel.
The pots are too small for that amount.
De pannen zijn te klein voor die hoeveelheid.
Let the pasta cook for ten minutes.
Laat de pasta 10 minuten koken.
I’m baking an apple pie for your birthday.
Ik bak een appeltaart voor je verjaardag.
The charcoal and barbecue are soaked from the rain. Should we get Chinese?
De houtskool en barbecue zijn natgeregend. Zullen we Chinees halen?
There is meat and vegetarian, but no fish.
Er is vlees en vegetarisch, maar geen vis.
She wants to send the invitations by email.
Ze wil de uitnodigingen per e-mail versturen.
I can’t plan and delegate so well.
Ik kan niet zo goed plannen en delegeren.