Duits so 2 Flashcards
1
Q
der Alltag
A
het alledaagse leven
2
Q
aufregenend
A
opwindend
3
Q
bekommen
A
krijgen
4
Q
brauchen
A
nodig hebben
5
Q
es gibt
A
er is
6
Q
der Grund
A
de reden
7
Q
irgendwie
A
op de een of andere manier
8
Q
Lage
A
de situatie
9
Q
schwierig
A
moeilijk
10
Q
der SpaB
A
het plezier
11
Q
der Bahnhof
A
het station
12
Q
benutzen
A
gebruiken
13
Q
entfernen
A
verwijderen
14
Q
die Gegend
A
het gebied
15
Q
das Klo
A
de wc