Diversiteit en evolutie van bouwplan Flashcards
Wat zijn de zes belangrijkste kenmerken van Animalia?
- Meercellig en hebben meer dan één celtype
- Heterotroof
- Geen rigide celwanden
- Bewegen zich actief voort
- (meeste) kunnen zich seksueel voortplanten
- Doorlopen blastulastadium
Wat zijn de drie bijkomende kenmerken van Animalia?
- Grote diversiteit in vorm
- Grote diversiteit in habitat
- organisatie in cellen en weefsels
Wat houdt heterotroof in?
Dat dieren andere organismen moeten opnemen voor voeding, als bron van energie en organische moleculen
Welke drie vormen Heterotroof zijn er?
- Herbivoren
- Carnivoren
- Detrivoren
Wat eten herbivoren?
Autotrofen (plantjes)
Wat eten carnivoren?
Andere heterotrofen (= dieren)
Wat eten detrivoren?
Decomposerende, dode organismen
Hoe/op welke manier zijn multicellulaire dieren gerangschikt?
in weefsels en organen
Welke multicellulaire dieren zijn, als enige, niet gerangschikt in weefsels?
Sponzen
Wat is het voordeel voor dieren dat ze geen celwand hebben?
Ze zijn daardoor flexibel
Waardoor worden cellen samengehouden bij dieren als zij geen celwand hebben?
Extracellulaire structurele proteïne zoals collageen, ook intracellulaire juncties (contactoppervlak)
(Plasmamembraan?)
Hoe kan het dat de meeste dieren kunnen bewegen?
Door de ontwikkeling van spieren en zenuwstelsels
Wat zijn haploïde gameten?
het hebben van 1 paar van ieder chromosoom
Waar gaat zygote over?
De levenscyclus van geslachtelijke voortplanting, het eerste, eencellige stadium, vlak na de versmelting van haploïde gameten
Welke vier bestaansproblemen zijn voor alle dieren hetzelfde?
- Verkrijgen voedsel en zuurstof
- Verwijderen afvalstoffen
- Homeostase (Evenwicht water- en zoutbalans)
- In stand houden van soort
Wat betekent invertebraat?
Geen vertebra of wervels
Waar is de oplossing voor de bestaansproblemen afhankelijk van?
Morfologie (studie vorm + bouw van organismen)/ fysiologie (anatomie + bouw) in combi met:
- Milieu (aquatisch vs terrestrisch)
- Afmeting (groot vs klein)
- levenswijze (sessiel vs vrijlevend)
Wat zijn de vijf basiskenmerken/sleutelelementen in de evolutie van de dieren? (BELANGRIJK!)
- Weefsels
- Symmetrie
- Lichaamsholte
- Ontwikkeling
- Segmentatie
Welke twee groepen krijg je n.a.v de ontwikkeling van weefsels? (1e basiskenmerk)
Parazoa en Eumetazoa
Wat valt onder de groep Parazoa?
Sponzen, eenvoudigste dieren
- Geen gedefinieerde weefsels en organen
- Komen voor als celaggregaten (samenklonteren van cellen)
Wat valt onder de groep Eumetazoa?
Alle andere dieren
- gescheiden en goed afgelijnde weefsels
- irreversibele differentiatie voor de meeste celtypes
Wat is het verschil tussen de groepen Parazoa en Eumetazoa?
Parazoa’s hebben geen weefsels, Eumetazoa wel
Eumetazoa vertonen symmetrie, welke twee hoofdtypes van symmetrie zijn er? (2e basiskenmerk ‘symmetrie’)
Radiaal en Bilateraal
Hoe ziet radiale symmetrie eruit? + geef een voorbeeld
Lichaamsdelen zitten rond een centrale as, zoals bij kwallen of koralen (Cnidaria)
Hoe ziet bilaterale symmetrie eruit? + geef een voorbeeld
Linker en rechterhelft zijn spiegelbeeld, slangen en schildpadden (Reptilia)
Wat zijn de drie evolutionaire voordelen van bilaterale symmetrie?
- Concentratie specifieke organen op verschillende plaatsen (sensorisch anterior)
- Cephalisatie (evolutie specifieke hersenregio)
- Grotere en directionele mobiliteit (doorheen milieu)
Uit welke drie kiemlagen bestaan de meeste dieren? + waar zijn ze gesitueerd + een voorbeeld. (3e kenmerk, lichaamsholte)
Ectoderm -> buitenste (zenuwstelsel en huid)
Mesoderm -> middelste (spieren en skelet)
Endoderm -> binnenste (spijsvertering)
Welke dieren bestaan niet uit drie kiemlagen?
Sponzen, die hebben er geen, en Cnidaria (die hebben enkel ectoderm en endoderm)