Diminutief Flashcards
1
Q
Meeste substantieven
A
+je
2
Q
Substantief op -l (stoel)
A
+tje
3
Q
Substantief op -n (wagen)
A
+tje
4
Q
Substantief op -w (mouw)
A
+tje
5
Q
Substantief op -r (computer)
A
+tje
6
Q
Substantief met dubbele klinker op -m (boom, raam)
A
+pje
7
Q
Substantief op -klinker (a, e, i, o, u)
A
dubbele klinker + tje
8
Q
Substantief op -y (baby)
A
+‘tje