Derde jaar - Schooltaal 1 Flashcards
1
Q
Alternatief:
A
adj: alternatief, alternatieve
betekenis: ander, andere
subst: het alternatief
betekenis: een ander optie
2
Q
het aspect:
A
betekenis: het onderdeel
3
Q
bevorderen:
A
betekenis: verbeteren, beter maken
4
Q
het citaat:
A
betekenis: de letterlijke woorden van iemand
5
Q
confronteren:
A
betekenis: iemand ergens op wijzen
6
Q
de criticus (critici):
A
betekenis: iemand die kritiek geeft (uiten)
7
Q
divers:
A
betekenis: verschillend
8
Q
efficiënt:
A
betekenis: snelste manier, met de minste moeite met doel voor ogen
9
Q
expliciet:
A
betekenis: letterlijk
10
Q
het initiatief:
A
betekenis: de eerste stap
11
Q
onderbouwen:
A
betekenis: beargumenteren
12
Q
de trend:
A
betekenis: wat zich opdoet