Derde jaar - Schooltaal 1 Flashcards

1
Q

Alternatief:

A

adj: alternatief, alternatieve
betekenis: ander, andere

subst: het alternatief
betekenis: een ander optie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het aspect:

A

betekenis: het onderdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bevorderen:

A

betekenis: verbeteren, beter maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het citaat:

A

betekenis: de letterlijke woorden van iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

confronteren:

A

betekenis: iemand ergens op wijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de criticus (critici):

A

betekenis: iemand die kritiek geeft (uiten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

divers:

A

betekenis: verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

efficiënt:

A

betekenis: snelste manier, met de minste moeite met doel voor ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

expliciet:

A

betekenis: letterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het initiatief:

A

betekenis: de eerste stap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onderbouwen:

A

betekenis: beargumenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de trend:

A

betekenis: wat zich opdoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly