Depressieve stoornissen Flashcards

1
Q

DDx/ Manische periode

A
  • Manie

- Narcisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom wordt iemand depressief?

A

Acute stressor = verlies ervaring, doel niet halen

Chronische stressor = chronisch overladen zijn (te prefectionistisch, job problemen, geld problemen…)

Aanleg = depressieve personelijkheid

1e depressie = meestal een duidelijke trigger. Hoe meer depressies hoe minder duidelijk de trigger. Hoe minder trigger ook nodig dus hoe sneller herval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nut S-Ketamine infuus in de behandeling van depressie

A

Effect bi 30 min

Effect duurt 2-3 weken

Nadeel = risico dissociatie en verslaving

Vooral goed werkend bij mensen met depressie en misbruik in de VG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

UNIPOLAIRE DEPRESSIE Symptomen

A

1) Cognitief probleem =
=> Cognitieve distorsie met focus op het negatieve (negative attention bias) => COGNITIVE BIAS

2) Affect probleem
=> Angst, triest, irritabiliteit, geen plezier meer

3) Lichamelijke klachten
=> Eetlust, slaap, droge mond, geen energie, chronische pijn, constipatie

4) Cognitief klachten
=> Concentratie weg, besluiteloos, geheugen problemen, aandacht problemen, apathie

5) Gedrags problemen
=> psychomotore vertraging of net agitatie

CONCLUSIE = Depressieve mood + verlies van plezier en intresse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Depressieve stoornissen opdeling

A

1) MAJEURE DEPRESSIE
2) Persisterende depressieve stoornis
3) Premenstruele dysfore stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM-V criteria voor Majeure depressie

A

5 symptomen en altijd (1) of (2)

(1) Depressieve mood
(2) Geen plezier of intresse meer vinden in

GG P SS WE

(3) Geheugen
(4) Gewicht (honger meer of minder)

(5) Psychomotore vertraging of agitatie

(6) Slaap (insomnia of hypersomnia)
(7) Suicide

(8) Energie
(9) Waardeloosheid

Distress +++
Functie +++
Geen Rouw proces die de symptomen beter verklaard
Sy aanwezig in dezelfde 2 weken

Atypische depressie:

  • Psychomotore agitatie
  • Meer slapen
  • Toegenomen honger (gewichtstoename)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Intresse en plezier

A
Intresse = anticipatorisch => DOPAMINE
Plezier = consumptie = liking => GABA, Opiaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderscheidt tussen depressie en rouw

A

Depressie en rouw zijn niet gelijk

Rouw is na een significant verlies

Kan samen gaan met depressie.

Wil je een diagnose depressie stellen tijdens rouw focus dan op symptomen zoals:

  • Psychomotore vertraging of agitattie
  • Suicidaliteit
  • Waardeloosheid
  • Effect op functie

=> Zijn deze aanwezig denk dan aan Majeure depressie samen met rouw

Andere verschillen:
- Rouw = Fluctuaties, gedachten gelinkt met dode, positieve gedachten zijn mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pathologische rouw = Persisterende complexe rouw stoornis

A

Volwassene => 1 jaar
Kind => 6 maand

Minstens 1 symptoom:

= Blijven rouwen
= Intense pijn blijft aanwezig
= Blijven focussen op de dode
= Blijven focussen op de omstandigheden van de dood

Minstens 6 symptomen die te maken hebben met
OF Distress (dood niet accepteren, boos)
OF Sociale disruptie (Leegheid, niet funcioneren, alleen voelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Depressieve cognities

A
TOEKOMST = Negatief, alles zal slecht zijn
HEDEN = Alles slechte kanten zien
VERLEDEN = Focus op slechte dingen, slechte herinneringen, allemaal de eigen fout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Attention bias

A

Neg in depressie
pos bij gezonde persoon

Genezen van depressie = nog steeds negatieve attention bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Scar hypothesis

A

Elke episode van depressie laat sporen na waardoor minder trigger nodig voor nieuwe depressie. = Dit komt overeen met de blijvende negative cognitive bias na de depressieve periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
Psychotische depressie 
(kenmerken en behandeling)
A

Klassieke depressie symptomen zijn sterker uitgesproken.

Extra psychotische kenmerken:

  • Wanen
  • Hallucinaties

WANEN
Congruente wanen = Iedereen wil mij dood, schuldwanen

Discongruente wanen = niet gelinkt aan de stemming.

VOORBEELDEN
Schuldwaan = straf
Hypochonder waan = ik ga doodgaan
Amoede waan
Nihilistische waan = er is geen toekomst meer = Cotard syndroom

Tx/ AD + Anti-Psy => 2e lijn is elektroconvulsieve therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ahedonie

A

Verlies van plezier en intresse

  • Anticipatorisch = Dopamine
  • Consumatorisch = GABA

[POST comsumatorische functie = beschermende functie]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen van positieve en negatieve emoties

A

Pos => Goed voelen, iets willen bereiken, interactie met anderen (krijgen als geven)

  • Iets willen bereiken
  • Goed voelen
  • Interactie met anderen

Neg => Narrowing

Pos emoties = gericht naar de andere
Neg emoties = gericht naar jezelf

Effect op mortaliteit?
- Verlies v pos emoties = ahedonie = neg effect op mortaliteit
=> VERLIES VAN POS AFFECT IS EEN KILLER
=> De belangrijkste predictor van verhoogde mortaliteit bij patiënten met depressie

Soul and heart study = Pos. Affect belangrijkste predictor van extra mortaliteit = deels verklaard door het feit dat een depressie pt minder physical exercise heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Seizoensgebonden depressie

A

Licht therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ernst van een depressie inschatten via

A

Sheehan dissability scale:

  • Werk
  • Sociaal
  • Fam functioneren
Moderate  = 4 of meer
Ernstig = 7 of meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dystemische stoornis

Persisterende depressieve stoornissen

Criteria

A
Voorwaarden:
1) Persisterend => Depressed mood > 2 jaar
2 ) Minimaal 2 criteria [WE GGS H]
- Gewicht (te veel of te weinig eten)
- Geheugen (Concentratie problemen)
- Slaap problemen
- Waardeloosheid (weinig zelf vertrouwen)
- Hopeloosheid
- Energie / vermoeid

3) Impact op functioneren

=> Chronische depressie met opflakkeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Premenstrueel dysfore stoornis

A

5 symptomen minstens 1 uit elke categorie, aanwezig 1 week voor tot enkele dagen na de start van de menses.

Categorie 1 (Bang - Boos - Depressief - Swings)

  • Depressed mood
  • Labiele mood (mood swings)
  • Angry mood
  • Angstige mood

Categorie 2:
- Aantal depressieve symptomen

Tx/ SSRI in 2e deel cyclus (fluoxetine eerste keuze door lange half waarde tijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Screeningstool depressie

Functie schaal

Observer vs self rating scale

A

HADS = Observer scale
< 8 = ok
> 10 = depressie

Sheehan dissability scale = Self rating

Wat bij discrepanties?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Onstaansmechanisme van een depressie

A

Onevenwicht tussen belastbaarheid (weerbaarheid) en belasting

22
Q

Hypothesen in het ontstaan van depressie

A

1) Mono-amine hypothese
2) Neuro-endocriene hypothese
3) Neurotrofe hypothese
4) Neuro immunologische hypothese
5) Genetische hypothese
6) Ciradiane hypothese

23
Q

PET bij depressie

A

Depressie is gelinkt aan:

  • Hypofunctie van dorsolaterale prefrontale cortex
  • Hyperfunctie amygdala en vernteromediale PF cortec
24
Q

Mono-amine hypothese

A

Te kort aan:

  • Dopamine
  • Serotonine
  • Nor-adrenaline

PROBLEEM = substitutie lost het niet direct op (verklaring door post receptor regulatie is niet voldoende want dan na enkele dagen betering verwachten)

25
Q

Belangrijke hersen kernen, neurotransmittors, hun rol

A

Belangrijke hersen kernen:

  • Locus coeculeus = Nor-adrenaline
  • Nc Accumbens = Dopamine (verlaving, shizofrenie)
  • Raphe kernen = serotonine (circadiane ritme, stemming, eten)

DOPAMINERGE projecties:

1) Tuburo-infundibulair
2) Nigro striataal
3) Meso-corticaal
4) Meso-limbisch

Dopamine tekort = minder pos. affect
Serotonine tekort = meer negatief affect
Noradrenaline = Beïnvloed beide

SSRI = negatieve Sy verminderen
Bupropion = pos sy doen toenemen
Agomelatine = meer serotinine, DA
26
Q

Neuroendocriene hypothese

A

HPA as activiteit +++++

Cortisol +++++

Beïnvloeden HPA as verbeterd depressie klachten NIET = dus hypothese klopt niet
= Ook niet diagnostisch voor depressie, onbetrouwbaar

WEL => Gestoorde dexamethasone supressie test na depressie geeft een hoger herval risico

Na misbruik op jonge leeftijd (< 6 jaar) = Cortisol release factor verhoogd = Meer HPA as activiteit

Andere veranderingen na misbruik = kleinere hippocampus

27
Q

Neuronale plasticiteit en neurogenese hypothese

A

Depressie = Laag BDNF

Behandeling depressie = verhogen BDNF

Cortisol = verminderd BDNF productie

LAAG BDNF => Verminderde groei en vertakking van dendrieten met vaak een verlies van hippocampaal volume => Link depressie en hippocampaal volume

EN BDNF gaat verhogen adhv AD => zeer snel verbeteren van de neuronale status. Maar het duurt een tijdje en het kost oefening om die neuronen terug te leren gebruiken. => Dit verklaard het trage effect van AD

28
Q

Neuro-immunologische hypothese

A

CRP en andere infecteuze parameters = effect op serotonine metabolisme

Misbruik = verhoogde inflammatoire parameters en verhoogde HPA as activiteit

MAAR dit effect op het serotonine metabolisme is te klein om depressie te verklaren

CAVE/ pt met een verhoogd CRP reageren wel vaak wat beter op SSRI

29
Q

Genetische hypothese

A

Mutaties in serotonine Gen en in BDNF gen => Geen klinisch significante verschillen

Genetica weinig effect

Omgeving meer effect = epigenetica = niet volledig duidelijk welk effect

Serotinine polymorfisme = link met neuroticisme = 2 keer korte vorm dan meer risico om depressieve kenmerken te hebben = maar te klein verschil om significant te zijn

30
Q

Erfelijke psychiatrische stoornissen

A

AUTISME
BIPOLAIOR
SCHIZOFRENIE

ADHD
Middelen misbruik

Autisme = 95%
Bipolair = 85%
sChizofrenie = 80%
aDhd = 70%
vErslaving = 60%
31
Q

Circadiane ritmes

A

nc suprachiasmaticus

Invloed op alles

Speelt rol bij oa seizoensdepressie

Verstoord bij depressie

32
Q

Invloed depressie op mortaliteit

A
  • > Outcome MI - CVA slechter bij verlies pos affect
  • > Deze effecten groter dan de toenames van suicides bij depressieve pt = Vnl de algemene effecten van depressie zorgen voor toegenomen mortaliteit
  • > Ahedonie gelinkt met slechtere outcome MI en stent
33
Q

Depressie bij kanker patiënt

A

Moeilijke diagnostiek
Veel overlap tussen Sy depressie en kanker

Depressie + kanker = slechter Qol, Langere hospitalisatie, slechtere therapietrouw

Hoe diagnosticeren?

  • Meer focus op kernsymptomen
  • Substitueer met andere symptomen die lijken op kern sy

1) Pessimisme
2) Sociale isolatie
3) Depressed look
4) nooit meer gelukkig, altijd negatief

Voordelen AD bij kanker:

  • vb SSRI helpt ook tegen hot flashes bij hormoon therapie voor borstCa
  • vb. AD verminderen neuropatische pijn
34
Q

De 5 R’s in depressie na opstarten AD

A

START AD:
- RESPONS fase = 50% beter
- REMISSIE fase = symptomen weg, net zoals gez. pers.
° Dit stadium bereikt binnen de 12 weken normaal°

  • RECOVERY = 6 maand symptoom vrij (dit gaat over neg affect, pos affect duurt langer om te verbeteren)
  • Relapse = herval bi 6 maand
  • Recurrence = herval na 6 maand

Remissie = HAMD schaal < of gelijk aan 7 OF MARDS van 8 of minder

35
Q

3 fasen van depressie behandeling (AD)

A

Acute fase = 6-12 weken na start AD
Continuatie fase = 4-9 maand (remissie tot recovery)
Maitanace fase = kan jaren duren

Iedereen moet minstens 6-9 maand AD nemen

Soms bij hoog risico groepen ook blijvend geven tijdens maintanence fase [HOOG RISICO zoals BIJ pt die al 3e depressie doet in laatste 5 jaar]

PROBLEEM = veel mensen stoppen te vroeg met AD en met psychotherapie

70% reductie in herval risico per jaar dat je de AD langer neemt

DOSISSEN VERANDEREN = NOT DONE = the dose that gets you well, keeps you well

36
Q

Resultaten van AD

A

60-70% RESPONDER
30-40% REMISSIE
= dit na behandeling met 1 AD

Functioneren verbeterd door een pt van 12 - > 7 te laten gaan en niet door de pt van 22->12 te laten gaan

GEVOLG VAN NIET IN REMISSIE GAAN:

  • Blijvend verminderd functioneren
  • herval risico +++
  • Risico chronische depressie
  • Risico op rapid cycling van depressieve episodes
  • Verhoogde mortaliteit
37
Q

Herval risico

A

Afh van risiduele symptomen

38
Q

Kindling effect

A

Na een episode is een volgende episode meer waarschijnelijk en makkelijker te triggeren + hoe meer episodes gehad hoe minder duidelijk de trigger is / vaak trigger afwezig

39
Q

Welke behandelings opties voor welke pt

A

Anti-Depressiva (+ adj. therapie)
Psychotherapie
ECT = zeer krachtig, geheugenverlies, veel herval

Shared decission making, wat wil de pt = beste outcome

Lange termijn = psychotherapie werkt langer na het stoppen dan medicatie (verklaring is het aangeleerde denkpatroon)

Zeer ernstige depressie = start met AD en als beetje beter dan psychotherapie toevoegen

40
Q

10 vragen voor het opstarten van anti-depressiva

A

1) Dx?
2) Unipolair?
3) Impact op functioneren? (als niet dan andere Dx)
4) AD nodig?
5) Wat wil de pt?
6) Onderliggende aandoening?
7) Andere medicatie of aandoening?
8) Co-Morbiditeit (verslaving etc)
9) Suicidaliteit
10) Secundaire ziektewinst? Werkverlet?

41
Q

Verschillende anti-depressiva klassen

A

ZIE SAMENVATTING DOCUMENT

42
Q

Agomelatine effect

A

Positief affect wordt beinvloed door DA werking

43
Q

Ontrekkings symptomen AD

A

nachtmerries, angst (treed op na een paar weken) = dit gaat spontaan over

Fluoxetine = zeer lange half waarde tijd = minder van de symptomen + niet er g als je een keer een jte mist
Nadeel = je moet lang wachten tot alles uit het lichaam is voor je een switch maakt

Welke?

  • TCA
  • Paroxetine
  • Venlaflaxine
44
Q

Gewichtstoename SSRI

A

Minder bij fluoxetine = goed voor Boulemie Tx

TCA +++

45
Q

AD - suicidaliteit

A

in een subgroep jongeren is er een verhoogd suicide risico na starten omdat men soms te depressief kan zijn om suicide te plegen. + Vaak bipolaire stoornissen bij jongeren onder de 25 jaar

Maar in het algemeen zorgen AD voor reductie in suicidaliteit

46
Q

Wanneer effect AD

A

6-8 weken

47
Q

Wanneer switchen AD

A

< 20% verbetering na 2 weken (HAMDS / anamnese CAVE/ famillie merkt verbetering sneller op)
OF
verbetering stopt na bvb 6 weken

1) Dosis verhogen
2) Switch naar ander AD (als vorige niet werkte)

3) Combinatie therapie (als vorige werkte)
- vb SSRI + Reboxetine = zo werk je op 2 NT
- vb voeg psychotherapie toe
- vb. Duloxetine of venlaflaxine + mitrazapine = rocket fuel

4) Augmentatie therapie
+ anti-psy (quetiapine) = gebeurt te vaak
+ Lithium toevoegen = oudere pt
+ Thyroid hormoon toevoegen

5) Neuromodulatie (ECT of vagus stimulatie)

48
Q

Psychotherapie bij Depressie

A

Alle vormen even efficient

49
Q

Psychotherapie en AD effect hersenen

A
AD = vnl effect amygdala = hyperactiviteit verminderen
Psycho = vnl effect op de prefrontale cortex = doen toenemen

=> WERKEN COMPLEMENTAIR

50
Q

Subtypes depressie

A
Angstige
Mixed
Atypische (post nataal en bipolair)
Melancholische
Psychotisch (al dan niet mood congruent)
Catatonie
Peripartaal
Seizoensgebonden
51
Q

Suicidaliteit en AD

A

Verhoogd gedurende de eerste 1-2 weken na start

Reden 1/ Te depri voor suicide
Reden 2/ > 25j vaak manische depressie waardoor hoger risico