College 5 Graft versus host disease 1 Flashcards

1
Q

welke twee vormen van afstoting kan bij orgaantransplantie en bij SCT?

A

Orgaan: HVGD

SCT: HVGD en GVHD
En Graft vs ziekte effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke reactie komt het vaakst voor bij allo-SCT?

A

Vooral GVHD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom doen we de voorbehandeling bij allo-SCT?

A

Om HVGD te voorkomen (afweer plat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is kenmerkend over het beenmerg na allo-SCT?

A

Overgenomen van donor
- andere bloedgroep
- ander cytogenetica profiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke cellen worden meegegeven bij SCT? Wat is het effect van deze cellen?

A
  1. HSC –> herstel hematopoeiese
  2. T-cellen: GVHD (en ziekte)
  3. NK-cellen: GVHD (en ziekte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer doen we auto-SCT en wat hoeft hier niet?

A
  • Om patient met een hoge dosis chemo te kunnen behandelen
  • geen conditionering –> geen afstotingsreacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor komt GVHD?

A
  • T-lymfocyten: mn CD4

EN
- NK-cellen
- Tk-cellen (CD8)
- APC van de DONOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de drie voorwaarden voor GVHD?

A
  1. transplantaat bevat immuun competente T-cellen
  2. Donor en ontvanger zijn HLA-incompetibel (dus alleen bij Allo-SCT, behalve bij 1-eiige tweeling)
  3. ontvanger is immuundeficient (bvb door ziekte, cytostatica, RT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een gen, allel en locus?

A

Gen: stukje chromosoom dat codeert voor 1 erfelijke eigenschap

Locus: plaats op waar een gen op een chromosoom ligt

Allel: bepaalde variant/versie van een gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het haplotype?

A

= combinatie van HLA-genen op 1 chromosoom (chr 6)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat speelt een rol bij de enorme variatie in HLA tussen mensen?

A
  • polygenie
  • polymorfisme
  • co-dominantiew
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is haploidentiek?

A

Als men voor de helft (dus 1 chromosoom) identiek is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe groot is de kans dat een broer of zus exact hetzelfde HLA heeft? is er dan geen afstoting?

A

25%

Ook niet HLA-genen spelen een rol dus er kan nog steeds afstoting optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van HLA-1 en HLA-2?

A

HLA1:
- peptiden van 8-11 AZ
- aan CD8+
- A. B en C
- intracellulair Ag
- alle kernhoudende cellen

HLA2:
- Peptiden van 9-30 AZ
- aan CD4+
- DQ, DP en DR
- extrecellulaire Ag
- APCs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is alloreactiviteit?

A

= herkennen van vreemd MHC op APC en de reactie hierop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke twee vormen van Alloreactiviteit zijn er?

A
  1. Direct: T-cel herkent lichaamsvreemd MHC van de donor dat op het oppervlak van een APC van de donor zit
    = snelle en krachtige alloreactie (beide kanten afstoting)
  2. Indirect: ontvanger APC presenteert met eigen MHC een vreemd MHC van donor aan de T-cel
    = minder krachtig en bij kleinere verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoeveel van de T-cellen zijn alloreactief?

A

1-10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In welke situaties kan GVHD optreden?

A
  1. orgaantransplantatie: vn van dunne darm (omdat hierin actieve IC zitten)
  2. bloedtransfusies bij
    a) neonaten
    b) immuundeficiente patienten
    c) Patienten die worden behandeld met (hoge) dosis cytostatica
    –> wel leukodepletie
    DOEN: bestralen bloedproduct voordat naar patient –> DNA gaan ten onder –> waardoor DNA-houdende cellen dood gaan (dus niet de erytrocyten)
  3. allo-SCT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Een patste krijgt een transplantatie en heeft een volledige match met de donor. Zal hier een afstotingsreactie optreden en wat doen we hiermee?

A

Ja door non-MHC genen

Niks want willen juist vanwege anti-ziekte effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke genen spelen naast MHC-genen een belangrijke rol bij de afstoting? Wanneer? En hoe?

A

Minor histocompatibility antigenen (MiHA)

ALS: volledige HLA-match zoals bij broer en zus

Gevolg: indirecte (en dus minder krachtige) allo-reactiviteit

21
Q

Wat zijn MiHA? Wat gebeurt er?

A
  • non-MHC Ag
  • Polymorfe eiwitten die kunnen verschillen tussen donor en ontvanger

–> T-cel respons bij mismatch tussen die Ag
–> rol bij afstotingsreactie en GVHD

22
Q

Wat is het bekendste voorbeeld van MiHA? Wat is het gevolg hiervan?

A

H-Y-Ag: ligt op Y-chromosoom

Mannelijke donor heeft voorkeur bij man –> geen reactie

Als vrouwelijke donor:
- donor T-cellen herkennen Ag niet (want is niet aanwezig in de vrouw)
- reactie op gen/Ag
–> Door immunosuppressiva minder belangrijk geworden

23
Q

Waarom is het MiHA effect niet zo erg?

A

Omdat wel anti-ziekte effect willen

ALs dit icm HLA-mismatch kan wel hele heftige gevolgen hebben

24
Q

Hoe maken we onderscheid tussen acute en chronische GVHD?

A

Vroeger: obv tijd na transplantatie –> te veel overlap in

Nu: obv symptomen

25
Q

Wat is vaak de periode van acute en chronische GVHD?

A

Acuut: vaak < 100 dagen (kan ook daarna)

Chronisch: vaak > 100 dagen (kan ook ervoor)

NA transplantatie

26
Q

Wat zijn kenmerkende symptomen voor acute GVHD?

A

Weefselschade in:
1. huid: rode huid, rash
2. darm: GI-symptomen
3. Lever

27
Q

Hoe werkt acute GVHD?

A
  • weefselschade door conditionering in mn slijmvliezen (GI, LW) –> hoe hoger dosis, hoe meer schade
    –> ESSENTIELE stap bij GVHD (om in pro-inflammatoire setting te komen)
  • Activatie APC van patient door:
    a) microbiele producten (bvb LPS)
    b) cytokines: werken op de activatie en op geactiveerde APC
  • presentatie Ag door APCs aan T-Cellen van de DONOR in de LK via MHC
  • activatie en expansie van donor T-cellen + aantrekken van andere IC (Mf, neutrofielen)
  • toename van weefselschade door oa cT-cellen, NK-cellen en inflammatoire cytokines
  • in huid, GI, lever en andere gebieden
28
Q

Wat zijn de belangrijkste targetorganen van een acute GVHD?

A

Alle organen maar vooral
- huid: schilferig, blaarvorming tot volledige afstoting
- darm: ulcera, ulceratieve colitis (heel veel diarree), verdwijnen van darmepitheel
- lever: icterus (hepatitis)

Bijkomende klachten:
- koorts
- malaise
- evt zelfs overlijden

29
Q

Hoe vaak komt acute GVHD voor?

A

Ong 30-50% van de patienten

30
Q

Wat is de belangrijkste risicofactor voor acute GVHD?

A

HLA-match

Goede match = kleinere kans
Slechte match = grotere kans

31
Q

Hoe stellen we de ernst van de GVHD vast?

A
  1. Huid = obv lichaamsoppervlak dat aangedaan is
    a) < 25%
    b) 25-50%
    c) > 50%
    d) gegeneraliseerde erythroderma met bulla formatie
  2. lever: obv bilirubine
    a) 34-50
    b) 50-102
    c) 102-255
    d) > 255
  3. darm: diarree in ml/dag
    a) 500-1000 OF persisterende misselijkheid door diarree
    b) 1000-1500
    c) > 1500
    d) ernstige pijn/ileus
32
Q

Welke graad GVHD zijn er?

A

Graad 1:
Huid stadium 1-2
Lever stadium 0
darm stadium 0

Graad 2:
Huid st 3
lever st 1
OF darm st 1

Graad 3:
lever st 2-3
OF darm st 2-4

Graad 4:
Huid of lever st 4

33
Q

Hoe behandelen we acute GVHD?

A

1e lijn:
- graad 1: topicale steroïden (alleen huid)
- graad 2-4: hoge dosis systemische steroïden

2e lijn als:
a) refractair op steroiden door progressieve symptomen na 3 dg OF geen verbetering na 1-2 wk
b) slechte tolerantie voor hoge dosis steroïden

34
Q

Waarom en wanneer willen we de GVHD niet (helemaal) weghebben? Wanneer wel?

A

Vooral bij maligne afwijkingen omdat ook graft vs ziekte
–> Geeft aan dat de donorcellen actief zijn en die zijn nodig voor het aanvallen van de ziekte

Benigne afwijkingen: maximaal streven naar voorkomen van GVHD
–> Geven vaak perifere stamcellen (ipv beenmerg) omdat hier minder T-cellen inzitten + meer en langer immunosuppressiva

LET OP: bij orgaantransplantatie is er in principe GEEN GVHD

35
Q

wat zijn veel aangedane weefels bij chronische GVHD?

A

Eigenlijk alle organen maar vn
- ogen
- huid
- mond
- oesofagus
- lever
- long

Ook wel:
- GI
- musculoskeletaal
- urogenitaal

36
Q

Wat is de pathogenese van chronische GVHD?

A

Complexer en meer cellen bij betrokken
- weefselschade is erg belangrijk
- schade aan de thymus door conditionering –> hierdoor meer kans op vormen van allo-reactieve T-cellen (opvoedt mechanisme is weg)
- B-cellen spelen ook een rol
- fibroblasten/huidcellen spelen ook een rol

Uittingsvorm: van AIZ –> ontregeling van het IS waardoor het niet meer goed functioneert

37
Q

Wat is de uitingsvorm van chronische GVHD?

A

Pleomorf beeld dat van mild, matig tot zeer ernstig kan verlopen

Kan gepaard gaan met ernstige immunodeficienties en daardoor opportunistische infecties

Klachten:
- droge slijmvliezen
- artralgie
- sclerodermie (verstrakking en pantser vorming)
- contracturen
- droge ogen
- keratoconjunctivitis (droog en branderig)
- longproblemen

  • huid: dispigmentatie, alopecia, lichen-planus-like-eruptions, sclerotische kenmerken (pantser huid)
  • nagels: distrofie of verlies
  • Mond: : xerostomia, ulcera, beperking van opening mond door sclerose, lichinoide afwijkingen, droog, moeite met eten
  • ogen: droog, sicca syndroom, cicatricale conjunctivitis
  • spier, fascia, gewricht: droog, sicca syndroom, cicatricale conjunctivitis
    faciitis, myosisit, stijfheid door contracturen
  • genitalia: vaginale sclerose of ulceraties
  • GI: anorexia, gewichtsverlies, oesophagus web of stricturen
  • lever: leverenzymen stijgen, icterus
  • long: restrictieve of obstructieve defcten, bronchiolitis obliterans, pleura effusie
  • nieren: nefrotisch syndroom (zeldzaam)
  • hart: pericarditis
  • beenerg: trombopenie, anemie, neutropenie
38
Q

Hoe vaak komt chronische GVHD voor?

A

Ong 40-60% vd patienten

39
Q

Wat is/zijn belangrijke risicofactoren voor chronische GVHD?

A
  • HLA-match is meest belangrijk
  • ook non-HLA genen spelen een rol

–> krijgt een volledig nieuw IS –> nieuwe cellen moeten eigenlijk opgevoed worden in de thymus
- beschadigd door conditionering
- involutie op 16-17 jr
–> geen goede werking meer

40
Q

Wat is de behandeling van chronische GVHD?

A

1e lijn:
- mild: topicaal CCS
- matig/ernstig: systemische CCS of evt combi met aanvullende medicatie (ook tegen klachten)
–> Soms voorgoed afhankelijk van CCS

2e lijn:
- meerdere mogelijkheden
- geen standaard
- steroid sparend effect

multidisciplinair!!!
Vaak prednison

Acute is erger dan chronisch
Maar chronisch is ook erg verveldnd

41
Q

Wat kan de snelheid waarmee de GVHD optreedt beïnvloeden?

A
  • hoge dosis totale lichaamsbestraling geeft meer schade –> eerder de reactie (vaak < 4 wk)
  • lagere dosis: meer sluimerend
42
Q

Wat zijn twee manieren om GVHD te voorkomen na allo-SCT?

A
  1. depletie van T-cellen:
    a) meer kans op terugkeer ziekte –> vooral bij maligne afwijkingen daarom niet handig
  2. Behandeling patent met immunosuppressiva
    - ciclosporine
    - MTX
    - tacrolimus
    - mycofenolaat
    - ATG
    - sirolimus
    –> Om in eerste fase met weefselschade de IC van donor onder controle te houden –> later dit niet meer omdat we dan graft vs ziekte effect willen

LET OP: er is geen standaard en/of optimaal regime

43
Q

Wat zijn twee mogelijke gevolgen van T-cel depletie uit een transplantaat?

A
  1. vermindert kant op aanslaan allo-SCT
  2. bij Hema maligniteiten: vergroot de kans op recidief
44
Q

Wat is een vaak gebruikt middel na transplantatie?

A

Cyclofosfamide

45
Q

Wanneer geven we cyclofosfamide en hoe werkt het?

A

dag 3-5

  • selectief sterk tegen de sterk prolifererende donor T-cellen (die verantwoordelijk zijn voor GVDH en afstoting)
    –> kapot maken
  • rustende T-cellen (niet allo-reactieve T-cellen) worden met rust gelaten –> die kunnen wel nog gebruiken later tegen infectie en ziekte (behouden van graft vs tumor effect)
  • GEEN effect op stamcellen
    Door hoge concentratie aldehyde dehydrogenase waarmee cyclofosfamide wordt geïnactiveerd
46
Q

Wat is vooral heel prettig aan cyclofosfamide? wat is het gevolg?

A
  • minder acute GVHD
  • vooral ook chronische GVHD verminderen
  • MAAR WEL graft vs ziekte effect!!!

Gevolg: steeds grotere HLA-mismatch accepteren

47
Q

wat is de belangrijkste complicatie van een allo-HSCT?

A

GVHD

48
Q

Waardoor komt GVHD?

A

T-cellen donor die reagren met MHC (en MiHA) van de ontvanger