College 4 Transplantaatafstoting en immuunsuppressie Flashcards

1
Q

Wat is eigenlijk het beste om afstoting te voorkomen?

A

Dat er geen T-cellen in de buurt kunnen komen

bvb bij cornea geen afstoting want geen vascularisatie en dus geen T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil in transplantaat overleving tussen een levende donor nier en van een overledenen?

A

10jrO levend: 80%

10jrO dood: 67%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de standaard immunosuppressieve behandeling in 1e 3 maanden na transplantatie? wat is de kans op afstoting bij deze middelen?

A
  • tacrolimus (best)
  • mycofenolaat mofetil
  • prednison

Kans: 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de presentatie van een afstotingsreactie?

A

Ontstekingsverschijnselen: calor, dolor, rubor, tumor en functio laesa

MAAR: immunosuppressiva
–> hierdoor eigenlijk vaak heel weinig tot geen klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de presentatie van rejectie bij de nier?

A
  • functio laesa is het beste (En als enige) zichtbaar: door van plotse en hevige daling eGFR
  • soms koorts
  • soms pijn
  • soms zwelling
    –> vooral deze drie als medicatie niet goed innemen
  • oedeem
  • hypertensie
    –> Kenmerken van falend transplantaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de DD van verminderde GFR na transplantatie?

A

Veel breder dan alleen afstoting
1. prerenaal:
- hypotensie
- nierarteriestenose
- vaatletsel
- trombose

  1. Renaal
    - tacrolimus toxiciteit
    - ATN
    - rejectie
    - recidief grondlijden
  2. Postrenaal
    - ureter of urethraobstructie
    - lekkage
    –> Kunnen komen door operatie an sich
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de diagnostiek bij mogelijke transplantaat afstoting van de nier?

A
  1. Anamnese
  2. LO: mn tensie (evt orthostase)
  3. Tacrolimusspiegel: als hoog –> enorme vasoconstrictie –> acute nefrotoxiciteit
  4. Echo dopler: doorbloeding van nier (als niet meer –> is zeer ernstig)
  5. Nier biopt: transplantaat nier ligt vrij dicht aan oppervlak

DOEL: vooral UITSLUITEN van andere oorzalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvan is de DD afhankelijk?

A
  1. patient
  2. tijd
    - lang vs kort na transplantatie
    - geïmmuniseerde vs naïeve patient
    - dosis cq spiegels immunosuppressiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manieren kan resectie worden ingedeeld?

A
  1. tijd
  2. mechanisme: T-cel (TCMR) of Ab (ABMR)
  3. locatie afwijkingen: vasculair of interstitieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het meest gebruikte classificatiesysteem voor het indelen van afstoting?

A

Banff systeem: pathologisch classificatiesysteem obv afwijkingen in biopt
= obv mechanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is te zien in een normaal nierbiopt?

A
  • glomeruli
  • vaten
  • tubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn karakteristieken afwijkingen van acute resectie door TCMR en door ABMR in een biopt?

A

Acuut- TCMR:
- interstitieel infiltraat
- tubulitis
- vasculitis

Acuut: ABMR
- glomerulitis
- peritubulaire capillaritis
- vasculitis/arteritis
- complement C4d depositie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan de acute resectie met TCMR worden ingedeeld volgens Banff?

A

Type Ia: matig-ernstig tubulitis
Type IB: ernstige tubulitis

Type IIA: elke vorm van vasculitis
Type IIB: ernstige vasculitis (hele vat dicht)

Type III: transmurale vasculitis/necrose –> alle vaten gaan kapot –> inwendige bloeding krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de Banff indeling bij acute rejectie middels ABMR?

A
  1. actieve ABMR:
    - glomerulitis
    - of vasculitis
    (- of endotheelschade
    - of ATN)
  2. chronische actieve ABMR:
    - glomerulaire afwijkingen
  3. chronische ABMR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is belangrijk bij het Banff systeem mbt de acute rejectie middels ABMR?

A
  • histologische schade
  • MET serologie: anti-HLA
  • MET toenemende mate van gen-expressie producten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de behandeling van acute rejectie TCMR?

A

1e lijn = hoge dosis CCS
- methylprednison IV voor 3 dg
- zo hoog mogelijke dosering dat lymfolytisch
- Bij 50% werkt dit voldoende

2e lijn = Anti-T-cel therapie (vernietigen)
- Polyklonaal Ab: anti-thymocyten globuline (ATG)
- OF MAB: alemtuzumab
- Van de overige mensen werkt dit bij 47-48%

Verlies: 2-3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is de behandeling van acute rejectie middels ABMR?

A

Niet helemaal duidelijk

1e lijn = hoge dosis CCS
- methylprednison IV voor 3 dg
- zo hoog mogelijke dosering dat lymfolytisch

2e lijn = anti T-cel therapie
- Polyklonaal Ab: anti-thymocyten globuline (ATG)
- OF MAB: alemtuzumab

Evt:
- bij aantoonbare Ab: plasmawisseling + IVIG
–> vooral om tijd te winnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom geef je Anti-T-cel therapie bij ABMR?

A

Omdat de T-cellen belangrijk zijn/ondersteunend zijn aan de B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarvan komt ATG?
Wat is het?
Waartegen werkt het? En wat is de indicatie?

A

Uit konijnen
(vroeger OKT3 uit muizen en hATG uit paarden)

wat: polyklonale Ab

Tegen:
- T-cellen
- en tegen andere IC

indicatie: Behandeling van rejectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe dienen we ATG toe? Wat is de duur van de behandeling?

A

Toedienen: IV (liefst via CVL, want erg toxisch voor bv)

Duur: 10-14 dg op geleide van trombocyten en lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat zijn bijwerkingen en complicaties van ATG?

A

Bijwerkingen: veel acute reacties
- koorts
- rillingen
- spierpijn
- ziek
- soms longoedeem
- meningitis (aseptisch dus niet infectieus)

Complicaties:
- lymfopenie
- trombopenie
- anemie

Lange termijn:
- infecties
- kanker (mn lymfomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe lang is ATG werkaam?

A

1 jaar –> gedurende die periode erg kwetsbaar!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is alemtuzumab? Waartegen werkt het?

A

Campath-1H
Wat: anti-CD52

Op:
- T-cellen
- B-cellen
- NK-cellen
- monotypen
- Macrofagen
- DC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is de oorsprong van Alemtuzumab? Hoe wordt het gegeven? Hoe lang werkt het?

A

gehumaniseerd vanuit raten –> niet gezien als lichaamsvreemd

–> eerst bedoelt voor CLL behandeling

Vaste dosis van 30 mg 1-2x

Duur: werkt lang (soms tot 3 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn bijwerkingen van Alemtuzumab?

A

Weinig:
- soms koorts
- soms lokale reactie bvb blauwe plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe lang werkt Alemtuzumab? wat is het risico gedurende deze periode?

A

Zeer potente langetermijneffecten van T-cel depletie dat tot 36 mnd kan aanhouden!

  • verhoogd risico op infecties –> kunnen zelfs dodelijk zijn
  • patiënten met MS: meer auto-immuun fenomenen (bvb schildklier)
  • Kanker lijkt mee te vallen
27
Q

Bij welke mensen geven we Alemtuzumab NIET?

A
  • slecht werkende nier
  • oude mensen (70+)
28
Q

Wat is IVIG en wanneer geven we dit? Voor hoe lang geven we het? Wat zijn bijwerkingen?

A

= polyklonale Ab gepoold uit bloed donoren

Bij: ABMR (in andere landen ook ter verlaging pre-existent anti-HLA Ab)

Duur: 1-2 dg –> hoge dosering als voor ABMR
Werkt voor enkele weken

Bijwerkingen: soms reactie met
- koorts
- rillingen
- ziek
- spierpijn
Lange termijn: geen complicaties

29
Q

Is afstoting op lange termijn schadelijk voor je transplantaat nier?

A

Nee, mits je dit snel en goed behandeld
–> als nierfunctie na behandeling weer terugkeert op basisniveau lijkt er op middellange termijn GEEN effect op de transplantaat overleving

30
Q

Hoe proberen we rejectie te voorkomen/

A

Voorkomen immunologische reactiviteit door deze factoren:

  1. antigeniciteit orgaan
    - HLA-matching
    - ischemie perfusieschade (hoe korter hoe minder kans)
    - donor behandeling (voorbehandeling)
    - etc
  2. activities van allo-reactieve effector T-cellen
    - immunosuppressiva
    - leeftijd ontvanger: ouderen hebben kleinere kans op afstoting
    - bijspelende infectie bvb CMV (evt latent)
    - etc
31
Q

Welke twee fasen van immuunsuppressie heb je bij orgaan transplantatie?

A
  1. inductie fase
  2. onderhoudsfase: rest van het leven
32
Q

wat is het doel van de inductiefase?

A
  • verlagen kans op rejectie
    –> Gericht mn op T-cellen
  • mogelijk maken dat later calcineurine blokkers als onderhoud
  • lagere dosis van onderhoud mogelijk
33
Q

Welke middelen worden vaak ingezet als inductie therapie?

A
  • Blokkerende Ab bvb basiliximab
  • Depleterende Ab: ATG, alemtuzumab (tegen T-cellen)
  • retuximab
34
Q

wat is huidig het percentage acute afstotingen en transplantaat overleving?

A

Acute afstoting: 15-25%

1 jrO: ong 95%

35
Q

wat zijn de nieuwste immuunsuppressiva?

A
  • daclizumab
  • basiliximab
  • sirolimus
36
Q

wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van prednison?

A
  1. DM en overgewicht
    - hypertensie
    - haargroei
    - hypercholesterolemie
    - spierzwakte
37
Q

wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van tacrolimus?

A
  • DM
  • nierschade
  • hypertensie
  • zenuwschade
  • hypercholesterolemie
  • MINDER: haargroei
38
Q

wat zijn bijwerkingen van cyclosporine?

A
  • hypertensie
  • nierschade
  • haargroei
  • DM
  • zenuwschade
  • hypercholesterolemie
39
Q

wat zijn bijwerkingen van MMF?

A
  1. buikklachten/diarree
  2. beenmerg remming
40
Q

wat zijn bijwerkingen van azathiorpine?

A
  1. beenmergremming
  2. gestoorde leverwaarden
  3. Buikklachten/diarree
41
Q

waarmee hebben tacrolimus en ciclosporine interacties?

A

CYP3A4 remmers/indicatoren

42
Q

wat is een interactie van bepaalde antifungale azolen?

A
  • macrolide AB
  • anti-epileptica
  • amiodaron
  • rifampicine
43
Q

Wat kan het effect zijn van diarree op bepaalde medicatie?

A

OP tacrolimus en cyclosporine
–> versterkte absorptie

  • P-glycoproteine in darm pompt het opgenomen middel naar buiten
  • metabolisering van CYP3A4 in darmwand wordt versterkt
44
Q

welke middelen mogen niet IV worden toegediend en wat is het alternatief?

A
  • tacrolimus en cyclosporine
  • als niet mogelijk om PO
    –> Hoge dosis prednison als alternatief
45
Q

wat zijn ernstige bijwerkingen van immunosuppressiva en wat kan het gevolg zijn?

A
  • infecties
  • maligniteiten
  • hart- en vaatziekten
  • nierschade
  • DM
  • osteoporose

–> kan zelfs overlijden

46
Q

hoe vaak komt infectie voor na transplantatie? wat is kenmerkend?

A

Bij 80% binnen 2 jaar

  • atypisch
  • snel verloop

–> profylaxe geven

47
Q

welke infecties komen vaak bij immunosuppressiva?

A

Viraal: HSV, polyomavirus

bacterieel: UWI, pneumonie

Schimmels: candida, Pneumocystis jirovecci

48
Q

wat zijn risicofactoren voor UWI bij transplantatie?

A
  • Pre-transplantatie:
    a) vrouw
    b) DM
    c) terugkerende infecties UW
  • peritransplantatie:
    a) veranderde lokale anatomie (bvb blaas-ureter anastomose
    b) overleden donor transplantaat (waarschijnlijk indirect door langere dialyse)
    c) katheter

post-transplantatie
a) immunosuppressvia (met bijwerkingen)
b) percutane nefroscopie (PCN) bij ureterstenose

49
Q

welke infecties komen regelmatig voor na transplantatie?

A
  • UWI
  • CMV
  • pneumocystis jirovecci
  • HSV
  • CMV
  • EBV
50
Q

Wat is het beloop van CMV?

A

Van mild tot levensbedreigend (primo vs reactivatie)

sterfte is 2,5%

Valganciclovir geven

51
Q

wanneer is er een verhoogd risico op CMV infecties en ziekte na transplantatie?

A
  • T-cel depletie therapie
  • CMV sero+ donor en sero- ontvanger
  • stoppen profylaxe (klassiek 1 mnd later)
52
Q

wat geeft een verhoogd risico op pneumocystis jirovecii? wat is de sterfte? wat is de behandeling?

A
  • T-cel depletie
  • hoge dosis prednison

zonder behandeling: 100%
Met: 35-50%
IC-opname: > 50%

behandelen met: co-trimoxazol

53
Q

Wat zijn symptomen van EBV na transplantatie?

A

Vaak mild
- koorts
- malaise
- keelpijn
- lymfeadenopathie
- hepato-splenomepalie

54
Q

wat geeft een verhoogd risico op EBV na transplantatie en waarom?

A
  • T-cel depletie therapie: nodig voor de bestrijding van prolifererende B-cellen
55
Q

Hoe vaak komt malignieiten voor na transplantatie, welke en bij wie?

A

Leeftijd is belangrijk
- kinderen: 15-30x verhoogde kans
- 65+: 2x verhoogde kans

  • virus gerelateerde kankers: HPV, HBV, EBV –> lymfomen
  • Huidkanker: BCC –> bij helft zo’n 20-25 jaar na transplantatie
    –> Vaak > 3x per jaar –> zonlicht is grootste risicofactor
56
Q

wat is een voorbeeld van een malginiteit na een niertransplantatie?

A

PTLD = post transplantatie lymfoproliferatieve ziekte
- prolifererende B-cellen niet meer in toom gehouden (door specifieke T-cellen)
- lymfoom kan ontwikkelen

1 van de meest gevreesde complicaties na orgaan transplantatie

Afhankelijk van orgaan: 1-10% kans
mortaliteit: 60%

Behandeling:
- reductie of staken immunosuppressiva
- retuximab
- chemo

57
Q

wat is belangrijk ivm kanker en transplantatie?

A
  • screening advies voor bevolkingsonderzoek! –> verlaagd risico
  • Colon: 55-75 elke 2 jaar occult feces bloedtest
  • borst: 50-75 elke 2 jaar mammografie
  • Cervix: 30-60 jaar elke 5 jaar –> voor enkel deze wel vroeger en/of jaarlijks screenen
58
Q

kan preventief de immunosuppressiva verlagen een mogelijkheid zijn?

A

Nee, meer transplantaatfalen!!
–> Allemaal geldt dit voorn in principe

59
Q

wanneer reduceren we de immunosuppressiva wel? wat doen we bij andere malginteiten?

A
  • lymfomen
  • kaposi sarcomen

Huidkanker: omzetten naar sirolimus –> lijkt hier enige remming op te geven
–> Best om meteen bij eerste te doen
Echter: 25% verdraagt dit niet en moet weer terug naar eerdere middel

  • Niet wisselen na huidkanker, vanwege risico op transplantaat falen en bijwerkingen
  • indien wel wisselen: kijk naar andere behandelopties, risico op verlies transplantaat
  • zonlicht preventie is cruciaal
60
Q

Waarom een verhoogd risico op CVD? Wat te doen?

A
  • basislijden kan CV zijn
  • medicatie
  • hypertensie komt sowieso veel voor

Aanzienlijke hogere mortaliteit en morbiditeit (wel minder dan bij dialyse!!!)

Patienten behandeln als hoog risico dus:
- leefstijl , dieet en overgewicht aanpassen
- Bloeddruk < 130/80
- proteïnurie remming
- statine
- roken verdubbelt de kans op sterfte!!!

61
Q

wat zijn acute en chronische effecten van immunosuppressiva op De nieren?

A

Acuut:
- isometrische tubulaire vacuolisatie
- trombotische micro-angiopathie
- tubulaire disfunctie en elektrolytstoornissen
- vasoconstrictieve afferente arteriole

Chronisch
- arteriolaire hyalinose
- glomerulaire sclerose
- interstitiele fibrose
- tubulaire atrofie

62
Q

wat is het gevolg op de nieren vaak? wat zijn risicofactoren? wat is het gevaar?

A

Na 5 jaar heeft 10-20% een eGFR van < 30 ml/min

  • hoge leeftijd
  • hypertensie
  • DM
  • acuut nierfalen

Verhoogd risico op overlijden

63
Q

Waarom is transplantatie van de nier nog altijd beter dan dialyse?

A

Dialyse sterfte:
- 10 jaar: 20% leeft nog van 45-65 jaar
Bij 65+: < 5%

Ouderen blijven beperkte overlevingswinst houden ook bij transplantatie

Transplantatie geeft over het algemeen wel betere levenskwaliteit en minder vlees van levensjaren

64
Q

wat is het verschil in transplantaat overleving bij nieren van levende vs overleden donoren?

A

Levend: 80%

Dood: 67%