College 3: Kwaliteit van Bestaan Flashcards
Waarom is het kwaliteit van bestaan geintroduceerd?
Omdat volledige participatie niet mogelijk is, waardoor de focus niet meer op genezing neerkomt.
Er wordt gekeken naar welke ondersteuning nodig is om het kwaliteit van bestaan te verhogen.
Voorbeeld is dat het op sociaal aspect heel erg achter loopt. Mensen met een VB krijgen weinig bezoek en hebben weinig vrienden wat wel onderdeel is van kwaliteit van bestaan
kwaliteit van bestaan hangt samen met het welbevinden maar naarmate het functioneringsniveau lager is, gaat het ook samenhangen met de kwaliteit van zorg
Wat kan er gezegd worden over integratie en inclusie?
Integratie en inclusie zijn begonnen door mensen met een verstandelijke beperking zelf.
-> congressen waarin dit wordt besproken
integratie heeft verschillende termen waaronder:
*PARTICIPATIE
= meedoen
*EMANCIPATIE
= wanneer sprake is van voorwaarden om te kunnen gaan participeren
Andere woorden zijn: zeggenschap; empowerment; volwaardig burgerschap; autonomie (bepaalde grenzen)
bij integratie kan ook het volgende verschil gemaakt worden:
*Fysieke integratie
= doen deze mensen ook echt mee?
*Sociale integratie
= omgeving kan ervoor zorgen dat deze mensen niet functioneren, wat ook geldt voor integratie
Wat wordt er bedoeld met ‘zeggenschap ter zake’ en ‘volwaardig burgerschap’
Heel lang werd er gezegd dat mensen met een VB geen beslissingen zelf kunnen nemen. Nu wordt er per situatie gekeken welke beslissingen ze zelf kunnen nemen en welke niet. –> zeggenschap ter zake
het doel is volwaardig burgerschap, wat niet inhoudt dat ze opeens alles zelf kunnen maar dat zij met steun die rol wel kunnen vervullen
Leg de volgende termen uit:
- zorg
- ondersteuning
- contextuele ondersteuning
- zorg
= medisch verpleegkundige handelingen - ondersteuning
= pedagogische handelingen
(maar kunnen ook door elkaar gebruikt worden) - contextuele ondersteuning
= gebruikt om alles samen te brengen, zeker voor degenen waar die samenhang erg belangrijk is.
Wat kan je zeggen over het onderscheid tussen care en cure
cure is gericht op genezing
care is gericht op ondersteuning en zorg
behandeling is kortdurend en tot een bepaald doel.
als professionals een interventie inzetten moeten ze deze wel evalueren maar dit gebeurd niet altijd. Adaptie is het aanpassen aan wat iemand nodig heeft. Maar al deze termen worden erg door elkaar heen gebruikt
Welke vier vragen staan centraal in de professionele praktijk?
Ook wel het algemene model genoemd:
- wat zijn de functioneringsbeperkingen- en mogelijkheden?
- wat zijn de ondersteuningsbehoeften?
- Hoe wordt de ondersteuning het beste gepland en gegeven?
- is de persoon er beter van geworden/wat zijn de effecten en uitkomsten?
Problemen»_space; Behoeften»_space; Ondersteuning»_space; Uitkomsten
Hoe doorloop je vraag 1 van het algemene model en wat gebruik je hiervoor?
Om de problemen in kaart te brengen kan je twee modellen gebruiken:
*AAIDD model (aan de hand van de 5 dimensies kijk je naar de problemen) maar er is nog een classificatie nodig voor de verzekeringen waardoor dit model niet ‘optimaal’ in de praktijk werkt.
*Het ICF-model: international classification of functioning (WHO 2001)
Onderdeel van het DSM
Deze kijkt naar het functioneringsniveau om te bepalen of er sprake is van een handicap. De verschillende classificaties zijn:
*stoornis: niveau van functies/anatomische eigenschappen (menselijk organisme)
*beperking: niveau van menselijke activiteiten
*Handicap: niveau van menselijke participatie
persoonlijke factoren/externe factoren hebben invloed op deze niveau’s
Wat zijn de verschillen tussen het AAIDD model en het ICF model volgens Buntix?
- bij het ICF model is ondersteuning geimplementeerd in de omgeving (externe + persoonlijke factoren) en bij het AAIDD is dit een los element
- Het AAIDD model is een speciaal ontwikkeld systeem voor mensen met een verstandelijke beperking. Het ICF model is in eerste instantie ontwikkeld voor classificatie en het vergelijken van statistische gegevens
- Het AAIDD model bevat geen classificatiemodes , maar kan gebruikt worden om te diagnosticeren.
in het ICF zit meer objectiviteit, in het AAIDD model is het subjectief
Hoe doorloop je vraag 2 van het algemene model en wat gebruik je hiervoor?
Hiermee worden de ondersteuningsbehoeftes in kaart gebracht.
Ondersteuningbehoefte kan op de volgende manieren beschreven worden:
*SUBJECTIEF/WANTS: waar heeft deze persoon behoefte aan?
*OBJECTIEF/NEED: wat is er nodig om te (over)leven?
Om dit te bepalen kan de SIS (Support Intensity Scale) gebruikt worden:
- bepalen waar behoefte aan is en hoe intens deze ondersteuning moet zijn
- brengt in kaart wat iemand nodig heeft
- gebaseerd op de waardengebieden van de kwaliteit van leventheorie
Naast de SIS heb je ook het ‘Model Ondersteuningsbronnen’ die is gebaseerd op Bronfenbrenner. In de basis kijk je naar wat een persoon zelf kan en wat zijn omgeving kan doen. Informele + Formele ondersteuning
Hoe doorloop je vraag 3 van het algemene model en wat gebruik je hiervoor?
Hoe wordt ondersteuning het beste gepland en gegeven?
uitvoering kan door middel van de PDCA/Shewart Cycle
Plan: probleemdefinitie/doelstellingen/aanpak
Do: uitvoeren plan
Check: evalueren/doelen behaald?
Act: bijstellen plan/doelen
Wat is de definitie van ondersteuning?
ondersteuning = je inzetten om het tekort aan competenties te compenseren. Problemen in de ‘fit’ tussen de competenties en de eisen van de omgeving, zodat deze persoon met succes kan participeren in activiteiten die typisch zijn voor leeftijdsgenoten en culturele context van de persoon.
Welke verschillende ondersteuningsbronnen zijn er ?
- de persoon zelf (eigen kracht)
- de omgeving, informele ondersteuning en algemene diensten zijn ‘natuurlijke’ bronnen van ondersteuning.
- gespecialiseerde bronnen zijn gespecialiseerde diensten
Hoe doorloop je vraag 4 van het algemene model en wat gebruik je hiervoor?
- is de persoon er beter van geworden/wat zijn de effecten en uitkomsten?
Uitkomsten worden vaak gezien dmv Quality of Life model. Het wordt beschreven als een multidimensionaal fenomeen, dat samengesteld is obv kerndomeinen die worden beinvloed door persoonlijke en omgevingskenmerken.
de domeinen zijn:
- fysiek welbevinden
- emotioneel welbevinden
- persoonlijke ontwikkeling
- interpersoonlijke relaties
- materieel welbevinden
- zelfbepaling
- rechten
- sociale inclusie
QoL kan je in kaart brengen met bv. de IDQOL (intellectual disabillity of quality of life)
= korte vragenlijst waarin wordt gevraagd naar de subjectieve beleving op de verschillende levensdomeinen. Voornamelijk geschikt voor personen met een verstandelijke beperking.
Hoe kan kwaliteit worden gecategoriseerd?
*INHOUDELIJK
= inhoudelijke orthopedagogische keuzes, wat doet iemand?
*PROCES
= hoe je iets doet. Reflexief en systematisch werken/evidence- and pratice based/beroepscode
*PRODUCT
= vaststellen bij clienten, zijn de behandeldoelen behaald?
*OBJECTIEVE KWALITEIT
= dit wordt gemeten door de inspecties zoals de ruimtes of deze schoon zijn of er voldoende begeleiders zijn
*SUBJECTIEVE KWALITEIT
= kwaliteit van bestaan
Wat wordt er bedoeld met buffers?
Als mensen de tevredenheid van hun leven beoordelen, doen ze dat doorgaans niet extreem hoog of laag. (7,6 gemiddeld). Dit ‘evenwicht’ wordt gezien als homeostase. Als er extreem hoog gescoord wordt kan dat duiden op cognitieve dissonantie (tegenstrijdige overtuigingen). :
Iedereen buffert zijn tevredenheid om hun tevredenheid op een stabiel niveau te houden.
Voorbeelden van buffers zijn:
Externe buffers:
- beschikbaarheid van geld
- beschikbaarheid van sociale netwerken
- beschikbaarheid van ondersteuning
Interne buffers:
- een eigen regie voeren
- verbonden zijn met anderen
- doelen hebben in het leven