College 3 Een patiënt met koorts na een transplantatie (patiënt demonstratie 2) Flashcards

1
Q

Hoe deelt Fishman de infecties na transplantatie in?

A

In tijdsvakken (niet absoluut)
1. < 1 mnd
2. 1 mnd - 12 mnd
3. > 12 mnd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soort infecties zijn er in de eerste periode volgens Fishman?

A
  1. donor derived infections
  2. nosocomiale infecties
    a) Algemene nosocomiale infecties
    b) Transplantatie gerelateerde nosocomiale infecties
  3. recipient derived infections
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de donor derived infecties?

A

MO die zijn mee getransplanteerd
- virussen
- bacterien
- parasieten
- fungi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarop wordt getest mbt donor derived infecties?

A
  1. Viraal
    a) CMV
    b) EBV
    c) Hep A, B en C
    d) HIV
  2. bacterieel
    a) syfilis
  3. parasitair
    a) toxoplasma gondii
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een exclusiecriterium voor transplantatie mbt donor derived infections?

A

HIV infectie
–> misschien twijfels over komen door goede behandeling van HIV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een donor positief is voor een van de geteste MO, gaat de transplantatie dan niet door?

A

Nee, niet meteen als eentje positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar moet je extra bedacht op zijn bij een donor in het kader van donor derived infections?

A

Meningitis –> oorzaak onderdelen
—> Verhoogt risico op West Nile of rabiës –> ontvanger kan eraan overlijden!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn nosocomiale infecties?

A

Infecties die opgelopen worden door verblijf in het ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie krijgt te maken met algemene nosocomiale infecties?

A

Iedereen die in het ziekenhuis ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn voorbeelden van algemene nosocomiale infecties?

A
  • pneumonie
  • wondinfectie
  • flebitis (infuus)
  • CVL related
  • AB geassocieerde diarree door c. difficile
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zitten vooral de transplantatie gerelateerde nosocomiale infecties?

A

Vooral op aansluit locaties (naden)

  • nier: waar ureteren op blaas en nier
  • Lever: waar v. porta op lever
  • long: trachea/bronchus van ontvanger aan de long –> kwetsbaar voor bacterien en schimmels
    of thorax drain: infectie in pleuraholte
  • hart: atria van ontvanger blijven staan –> donorhart aantast maken –> overgang is kwetsbaar
    Of wondinfecties
    Of osteomyelitis van sternum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn Recipient derived infecties?

A

Ontvanger wordt ziek van eigen flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten Recipient derived infecties zien we?

A
  1. lever: door bacterien in de galwegen –> kolonisatie met enterococcen en pseudomonas –> galwegziekte
  2. Long: mn bij CF patienten –> kolonisatie van zeer resistente bacterien (in BLW) door zeer uitgebreid AB gebruik
  3. Nier: kolonisatie nier/blaas met resistente bacteriën als veel AB gehad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe proberen we Recipient derived infecties te voorkomen?

A

Uitgebreide screening –> helaas niet overal goed bijkomen (bvb galwegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom krijgt men in de eerste maand na transplantatie nog niet zo vaak last van opportunistische infecties?

A

Omdat immunosuppressiva nog niet helemaal zijn ingewerkt en nog te weinig onderdrukking van de T-cellen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soorten infecties komen voor tussen 1 mnd en 12 mnd na transplantatie? Waarom deze?

A
  1. Reactivatie van latente infecties
  2. opportunistische infecties

Omdat de immunosuppressiva dan goed ingewerkt zijn en de T-cellen goed onderdrukt zijn

17
Q

Welk soort infecties komen vaak voor tussen 1-12 mnd na transplantatie?

A

Vooral intra-cellulaire MO

Voor extra-cellulaire MO zijn de macrofagen en granulocyten nog actief

Lijkend op AIDS

18
Q

Van welke verwekkers zien we vaak een reactivatie na transplantatie?

A

Viraal:
- BK-virus (polyomavirus)
- CMV
- EBV
- Hep B of C
- HSV, HHV6, HHV7
- VZV

Parasitair:
- Leishmaniasis
- strongyfoides
- tryanosoma
- toxoplasma –> verstopt zich mn in spier, hart en hersenweefsel

Intracellulaire bactérien:
- listeria: meningitis
- Nocardia: hersenabcessen
- m. TBC

Vooral veel virussen en parasieten raak je nooit meer kwijt

19
Q

Welke opportunistische infecties zien we vaak na transplantatie?

A
  • PJP = pneumocystis jiroveci pneumonie –> deze schimmel zit veel in lucht en bij veel mensen in de longen/luchtwegen –> normaal geen problemen
  • Andere schimmels
  • virussen: bvb adenovirus –> normaal onschuldige verkoudheid, nu een ernstig beeld
20
Q

Welke infecties zien we in de periode > 12 mnd na transplantatie?

A
  1. community acquired
  2. late intracellulaire infecties
21
Q

Welke community acquired infecties zien we na transplantatie?

A

> 12 mnd

  1. respiratoire virussen
  2. schimmels zoals Aspergillus
    –> bvb pneumonie of UWIs
22
Q

Welke late intracellulaire infecties zien we na transplantatie?

A

> 12 mnd

Viraal:
- CMV
- JC polyoma virus
- HSV
- VZV

Bacterieel:
- nocardia
- listeria
- TBC

Parasitair:
- toxoplasma

Maligniteiten!!!
- HPV cervixcarcinoom
- EBV-PTLD (post-transplantatie lymfoproliferatieve ziekte)
- huidkanker: BCC

23
Q

Een patient krijgt een extra afstotingsbehandeling na een transplantatie. Wat geven we en waar moeten we op letten?

A
  • Hoge dosis prednison of verhogen van immunosuppressiva

–> patient beschouwen als in periode van 1-12 mnd na transplantatie vanwege sterkere T-cel onderdrukking
–> rekening houden dat weer deze infecties krijgen

24
Q

Waarvan is de netto status van immuundeficientie afhankelijk?

A

Factoren die een verhoogd risico geven op een infectie na transplantatie:

  • immunosuppressiva
  • vergaande behandelingen: chemo of antimicrobiele therapie
  • mucocutane barriere integreiteit: katheters en drains
  • neutropenie, lymfopenie: bvb toxisch of medicamenteus
  • onderliggende immuundefcientie: hypoIg, SLE
  • metabole conditie: uremie (nierinsufficientie), malnutritie, DM, gedecompenseerde cirrose, leverfalen
  • actieve virale infecties:
    CMV!!!!!
    HCV
25
Q

Waarvan is het soort infectie na solide orgaantransplantatie afhankelijk?

A
  1. tijdsstip na transplantatie
  2. de netto status van de immuundeficientie
26
Q

wat zijn de directe en indirecte effecten van CMV?

A

CMV-syndroom (direct):
- koorts
- spierpijn
- gewrichtspijn
- beenmergsuppressie

CMV-ziekte (direct):
- hepatitis
- colitis
- retinitis
- pneumonitis

Indirect:
- acute rejectie
- chronische resectie
- immuunsuppressie met opportunstische infecties

27
Q

Hoe kan CMV-ziekte voorkomen worden? en hoe behandelen we het?

A
  • valganciclovir
  • pre-emptieve therapie: regelmatig meten van CMV-DNA en starten met valganciclovir als boven een bepaalde drempelwaarde

Behandelen:
- valganciclovir IV of PO
–> dosis aanpassen aan nierfunctie
- verminderen immuunsuppressie om infectie beter te bestrijden

28
Q

wat is vaak het effect van een infectie zoals COVID-19 bij immuun gecompromitteerden?

A
  • heftige ontstekingsreactie zal minder zijn –> die zorgt voor een ernstig beloop
  • vaak wel langer ziek, want minder goed klaren