Cardiologie Flashcards

1
Q

Hypertensie medicatieschema

A
  1. <55jr: ACE >55jr: Ca-antagonist/diureticum
  2. ACE + Ca/diu
  3. ACE + Ca + diu
  4. Nog een diu toevegen, a/b-blokker, verwijzing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CO formule

A

CO = SV x HF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inotropie

Voorbeeld

A

Contractiliteit

- (nor)adrenaline, dopamine, dobutamine, efedrine, fenylfrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chronotropie

A

Hartfrequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dromotropie

A

AV-knoop geleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werking vasopressie

A

a-activatie (vasoconstrictie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bijwerking ACE-remmer

A

Kriebelhoest
ACE zet angiotensine I om in II, maar breekt ook bradykinine af
Ophoping bradykinine → kriebelhoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Werking calciumantagonisten

A

Perifere vaatverwijders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Positieve familieanamnese bij

A

1e graad <60jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ezetemib

A

Cholesterolabsorptieremmer in darmen, minder effectief dan statine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Werking statine

A

Cholesterolsyntheseremmer
Remmen HMG-CoA-reductase
Hierdoor meer LDL-receptoren in lever → bevordering LDL-opname uit bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Familiaire hypercholesterolemie
O/
B/

A
  • Functie LDL-receptor gestoord

- Statine (behalve bij homozygote variant, dan dialyse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer trombolyse

A

<4,5u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

% significante stenose carotis

A

> 70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom proefklem bij CEA

A

Kijken of contralaterale zijde de doorbloeding kan overnemen, zo niet; shunt tussen beide carotis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cerebrale hyperperfusie

  • O
  • B
  • Gevaar
A
  • Brein gewend aan de stenose, na verwijderen forse toename doorbloeding → hyperperfusie
  • Perfusie a. cerebri media monitoren + streefsystole (90-100), z.n. BD-verlagende meds
  • Overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer een CAS

Gevaar

A

Carotid Artery Stenting
Bij littekening of geen algehele anesthesie mogelijk

Gevaar: 2x vaker perop CVA/sterfte en vaker restenose
(Bij CEA vaker perop myocardinf en hersenzenuwschade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • Wanneer carotisstenose behandelen

- Uitzondering

A
  • Symptomatische significante stenose

- Asymp stenose bij man <75jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe heet eerste aftakking aortaboog

A

Truncus braciocephalicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Afwijkende grootte AA

A

> 3cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Soorten AAA (3)

A
  • Fusiform (overal even verwijd)
  • Sacculair (1 kant)
  • Vals (bloed tussen media en adventitia, door trauma/iatrogeen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Plek waar AAA meestal zit

A

Bifurcatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mortaliteit

  • AAA
  • AAAA
A
  • 5%

- 75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Operatie-indicaties asymp AAA (5)

A
  • > 5,5cm
  • > 1cm groei per jaar
  • Belbs (sacculair) = zwakke vaatwand
  • Geïsoleerd iliaca-aneurysma >4cm
  • Embolievorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Nummer 1 DD bij AAA

A

Nierstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Complicatie EVAR

A

Endoleaks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Fontaine

+ B/

A
I - Asymp vaatlijden
IIa - >200m (anti-plaatjesmeds)
IIb - <200m (chirurgie?)
III - Pijn in rust (chirurgie)
IV - Gangreen
28
Q

Palpabele arteriën onderste ledematen (4)

A
  • a. femoralis
  • a. poplitea
  • a. tibialis posterior
  • a. dorsalis pedis
29
Q

5 P’s

A
Pijn
Pulsaties afw
Palor
Paresthesieën
Paralyse
30
Q

EAI waardes

A

> 1,3 niet comprimeerbaar
0,9-1,3 normaal
<0,9 milde obstructie
<0,4 ernstige obstructie

31
Q

Gouden standaard diagnostiek perifeer vaatlijden

A

MRA

32
Q

INR

A

Bij INR van 2 stol je 2x langzamer

Trombose is dus laag INR

33
Q

Trias van Virchow

A
  • Veneuze stase
  • Hypercoagulabiliteit
  • Vaatwandbeschadiging
34
Q

Rhythm

Rate

A

Rhythm: 1 & 3
Rate: 2 & 4

35
Q

Depolarisatie (stofje)

A

Natriuminflux

36
Q

Repolarisatie

A

Kaliumefflux

37
Q

Concordantie ECG

A

QRS zelfde richting als T

38
Q

Werking β-blokkers

A

Blokkeren kaliumkanalen, verlengen repolarisatie

39
Q

Pacemaker vanaf

A

Tweedegraads AV: Mobitz II

40
Q

Adam Stokes aanval

A

Acute bewusteloosheid bij bradycardie

Plotseling begin, bleekheid tijdens en roodheid na

41
Q

Waarbij zie je canon waves

A

Derdegraads/totaal

Atria contraheren tegen gesloten kleppen

42
Q

Inspanning, maar HF stijgt helemaal niet

A

Derdegraads AV-block

43
Q

Hooggradig AV-block

A

> 1 p top overgeslagen

Vaak 3:1 verhouding

44
Q

Hoe heet accessoire verbinding bij WPW

A

Bundel van Kent

45
Q

AVNRT p-top?

A

Nee, valt samen met QRS (?)

46
Q

Vagusstimulatie werkt bij de tachycardie, wat is het?

A

AVNRT

47
Q

Bij wat geen verapamil geven

A

WPW, versnelt de accessoire verbinding

48
Q

Wanneer cardioversie, en anders?

A

<48u na start aanval

Anders kans op trombusvorming, dan moet je eerst 4wkn coumarines

49
Q

Aspirine of coumarines als anti-coagulantia?

A

CHADSVASC
0 punten: asp
>1 punten: coumarine

50
Q

Wanneer ICD plaatsen

A

Ejectiefractie <35%

51
Q

Wat geen risicofactor van atherosclerose (raar)

A

Alcohol

52
Q

RCA

A
Rechteratrium
Rechterventrikel (vrije wand?)
Onderwand linkerventrikel
Sinusknoop
AV-knoop
53
Q

LAD

A

Voorwand
Septum
Apex linkerventrikel

54
Q

LCS

A

Zij en achterwand linker ventrikel

55
Q

Typische AP
Atypische AP
Aspecifieke AP

A

3/3
2/3
0-1/3

56
Q

Instabiele AP

S/

A

Klachten in rust
Progressief
Niet werken op nitraten

57
Q

Wanneer geen inspannings ECG

A

Bij ACS

58
Q

Waarom op te letten bij langwerkende nitraten

A

Nitraatvrij interval 8-12u p/d

59
Q

Werking beta-blokker

A
  • Verminderde contractiekracht
  • Verminderde HF
  • Verminderde zuurstofvraag
    → langere diastole
60
Q

Werking calcium-antagonist

Voorbeeld

A
  • Vasodilatatie

- Diltiazem+verapamil (verminderen ook contractiekracht)

61
Q

Wanneer worden troponine, CK en CK-MB positief

A

3-6u

62
Q

Geen ST-elevatie en troponine positief?

A

NSTEMI

63
Q

Geen ST-elevatie en troponine negatief?

A

Instabiele AP

64
Q

Astma cardiale oorzaak

A

LV backward failure

65
Q

Wat doen ANP/BNP

A
  • Vasodilatatie
  • Verhogen natrium-/zoutuitscheiding
    → Bescherming tegen volumeoverbelasting
66
Q

ACE-remmer: einde

A

-pril

67
Q

Geen p-top op ECG

A

Atriumflutter (regelmatig, zaagtand)

Atriumfibrilleren (onregelmatig)