Blok 1 verbinetenissen Flashcards

1
Q

Aanbod

A

1) Eisen
Alle informatie
Met een Ja kunnen beantwoorden
2) De 4 beginselen
a) Contractsvrijheid: beide partijen zijn vrij in overeenkomst.
b) Vormvrijheid: alle vormen zijn toegestaan (hoeft dus niet per se opgeschreven te zijn)
c) Pacta sunt: belofte maakt schuld.
d) Relativiteitsbeginsel: alleen tussen deze twee partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aanvaarding

A

1) Ontvangsttheorie: wanneer de andere partij de aanvaarding heeft ontvangen, is de overeenkomst tot stand gekomen.
2) Ook de beginselen (kijk aanbod)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 soorten aanbod

A

3 soorten aanbod:
1) Herroepelijk aanbod = is te herroepen, het aanbod geldt niet meer. Vaak om te onderhandelen over de prijs.
2) Onherroepelijk aanbod = kan je niet meer herroepen. Heeft vaak te maken met de tijdsaanduiding in het aanbod. Bijv. u dient ter stand te antwoorden, gebeurt dit niet, is het
aanbod herroepelijk.
3) Vrijblijvend: blijft altijd aanwezig.
Tijdsaanduidingen: (van kort naar lang)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geldige rechtshandeling
(Vorm, inhoud, totstandkoming, persoon)

A

Vorm: In beginsel vrij
Inhoud: De inhoud moet voldoen aan de regels beschreven in art 3:40 BW
Totstandkoming: Wil en verklaring moeten van beide partijen overeenkomen art 3:33 BW
Persoon: Persoon moet handelings bekwaam zijn; denk aan bijv. minderjarigen en onder curatele gestelde, dit kan ook tijdelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wilsontbreken

A
  • de wil van 1 partij is er nooit geweest.
  • de rechtshandeling heeft dus nooit bestaan = nietig!!!
  • staat in de wet, hoeven partijen niks aan te doen.
  • enkele voorbeelden: oneigenlijke dwaling, gestoorde geest vermogens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

WIlsgebreken

A
  • de wil van een partij is gebrekkig vervormd.
  • de overeenkomst is rechtsgeldig tot stand gekomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wilsgebreken 1: Dwaling

A

Dwaling: art. 6:228 lid 1 en lid 2
* onjuiste voorstelling.
* causaal verband: als de partij het wist, zou het dan als nog gekocht worden?
a) inlichting van de partij was niet correct
b) inlichting is niet gebeurd
c) wederzijdse dwaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wilsgebreken 2: Bedreiging

A

Bedreiging: art 3:44 lid 2
* enig nadeel in persoon en geld
* kan ook gaan over een derde persoon in persoonlijke kring,kring is niet ruim
* causaal verband
* beroep op objectiverin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wilsgebreken 3: Bedrog

A
  • Bedrog: art. 3:44 lid 3
  • opzettelijke dwaling
  • beroep op doen is lastig, bewijzen –> primair bedrog, subsidiair dwaling moet gaan om een kunstgreep
  • causaal verband
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wilsgebreken 4: Misbruik van omstandigheden

A

Misbruik van omstandigheden:
art. 3:44 lid 4
voorbeelden: abnormale geest toestand, onervaren, noodsituatie (geld problemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

objectief vs subjectief recht

A
  • Objectief recht: het geheel van alle geldende regels (in het Engels “law”)
  • subjectief recht: een toekomende bevoegdheid (vermogensrecht) (in het Engels “right”)
  • een subjectief recht bestaat slechts bij de gratie van objectief recht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Goederenrecht vs verbintenissenrecht

A

Goederenrecht: verhouding tussen goed en persoon
Verbintenissenrecht: de verhouding tussen twee personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een vorderingsrecht is een relatiefrecht:

A

–> je kan het alleen maar handhaven tegen een bepaald
persoon of bepaalde personen.
de een is door een verbintenis gebonden met de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

“Enge” betekenis vorderingsrecht

A

schuldeiser heeft de bevoegdheid van zijn schuldenaar wat te
vorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

“Ruime” betekenis vorderingsrecht

A

: men calculeert direct in dat geen bevoegdheid denkbaar is
zonder dat er van de andere zijde een verplichting tegenover staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

“Enge” betekenis verbintenis

A

de rechten en plichten die tegenover elkaar staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

“Ruime” betekenis verbintenis:

A

een vermogensrechtelijke verhouding tussen twee personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

obligatoire overeenkomt

A

Een overeenkomst is een “rechtsfeit” hieruit volgt een rechtsgevolg. Bij een overeenkomst kan dit een verbintenis als gevolg hebben, we hebben het dan over een verbintenisscheppende overeenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Rechtsfeit

A

Een rechtsfeit is een feit waaraan het objectieve recht een rechtsgevolg koppelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Rechtshandelingen:

A

Een rechtshandeling is een onderdeel van het begrip rechtsfeit. Kenmerkend = de handeling is gericht op het tot stand komen van een rechtsgevolg. Een rechtshandeling gaat niet per se over een verbintenis vandaar dat we die vinden in boek 3 van
het BW, de overeenkomst, een specialer geval van de rechtshandeling, vinden we wel in boek 6. Dit laat de gelaagde structuur zien. In de wet staat geen definitie van “rechtshandeling”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

2 soorten rechtshandelingen

A

Eenzijdige rechtshandeling
* 1 persoon is nodig voor de handeling:
* gericht: naar iemand gericht, bijv. het opzeggen van een abbo.
* ongericht: niet naar iemand specifiek gericht, bijv. testament.

Meerzijdige rechtshandeling
* minimaal 2 personen zijn nodig: overeenkomst
* wederkerige overeenkomst: beide partijen nemen een verbintenis op zich ter verkrijging van een prestatie: huur en koop
* eenzijdige overeenkomst: 1 partij neemt een verbintenis op zich: schenking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Onrechtmatige daad 6:162

A

Verplicht schade te vergoeden
* Er ontstaat een verbintenis tot schade vergoeding –> hierdoor een rechtsfeit.
* Het is niet noodzakelijk dat de dader het rechtsgevolg beoogd heeft. –> hierdoor geen
rechtshandeling.
* De wil staat hier los van

23
Q

Rechtmatige daad

A
  • Verbintenissen uit andere bronnen dan de overeenkomst en de onrechtmatige daad.
  • Hebben gemeen met onrechtmatige daden, dat er verbintenissen kunnen ontstaan
    onafhankelijk van de wil
24
Q

Een bloot rechtsfeit

A

een rechtsfeit dat niet gebaseerd is op een menselijke handeling

25
Q

Een rechtshandeling vereist op een rechtsgevolg gerichte wil die zich tot een verklaring heeft geopenbaard – 3:33

A

Met alleen aanbod en aanvaarding ben je er niet.
Wil staat beschreven in 6:217, de zgn. aanbod en aanvaarding vormen de wilsverklaring.
rechtsfeit
Sluiten de wilsverklaringen op elkaar aan, dan is er sprake van wilsovereenstemming

26
Q

Wat is een voorwaarden van bescherming tegen wilsontbreken

A

te goeder trouw. Het vertrouwen dient
rechtvaardig te zijn. 3:35
* een vereisten hiervan is dat bij twijfel nader onderzoek gedaan moet worden, anders kan hier geen beroep op worden gedaan.
* vaak wordt gesteld: hoe nadeliger het is voor de ene partij, en hoe voordeliger het is voor de
ander, hoe minder kan worden aangenomen dat er sprake was van gerechtvaardig

27
Q

correctie van redelijkheid en billijkheid

A

De wet stelt de bescherming van de persoon die gerechtvaardigd heeft vertrouwd voor op de uitzondering hiervan. Een beroep op redelijkheid en billijkheid (6:248) kan 3:35 ontnemen, indien er naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een beroep op 3:35 onaanvaardbaar is. Zonder dat in de gegeven omstandigheden het nadeel en het voorstel gerechtvaardigd zijn, dan is er ruimte voor
een correctie op de werking van 3:35

28
Q

Is wilontbreken in beginsel nietig?

A

Ja wilsontbreken is in beginsel nietig.

29
Q

Nietigheid

A

vanaf het begin heeft er nooit een geldige rechtshandeling bestaan.

30
Q

Vernietigbaar:

A

in beginsel ontstond er wel een geldige overeenkomst.

31
Q

Wanneer nietigheid?

A

de beoogde rechtsgevolgen zijn in geheel ongewenst

32
Q

Wanneer vernietigbaarheid

A

een bijzondere bescherming van 1 van de betrokken partijen. - partij kan kiezen
of hij van de bescherming gebruik maakt.

33
Q

Dwaling: 6:228 BW

A
  • Het niet weten van bepaalde feiten of omstandigheden of een onjuiste voorstelling
    hebben hiervan.
    Je dwaalt in beginsel voor je eigen risico
    Eisen:
  • Causaal verband: bij een juiste voorstelling zou de overeenkomst niet zijn
    gesloten.
  • Het moet 1 van de gevallen betreffen die in lid 1 zijn genoemd: hangt samen met een bepaald gedrag van de wederpartij
    1) Inlichting
    2) Mededelingsplicht indien kenbaar
    3) Beide partijen hebben gelijkelijk gedwaald
  • Wanneer het geval voldoet aan lid 1, heeft lid 2 een uitzondering:
    1) De dwaling betreft een uitsluitende toekomstige omstandigheid.
    2) De aard van de overeenkomst
    3) De in het verkeer geldende opvattingen (vertrouwen) = onderzoeksplicht

Samenvattend:
6:228:
* Onder invloed van een onjuiste voorstelling
* Causaal verband
* Een van de drie genoemde gevallen in lid 1
De tegenstander moet kenbaar zijn met het feit dat deze omstandigheden essentieel
waren
Lid 2: voor rekening van de dwalende.
1) Uitsluitend een toekomstige omstandigheid
2) In verband met de aard van de overeenkomst
3) In het verkeer geldende opvattingen

34
Q

Bedreiging: 3:44

A
  • Iemand heeft een ander enig nadeel in vooruitzicht –> roept de vrees op waarbij, als
    de overeenkomst niet word gesloten, dit nadeel wordt gerealiseerd
  • De bedreiging is onrechtmatig
  • Bij een bedreiging kan ook een derde worden betrokken
  • Causaal verband: zonder dit nadeel dat er bij komt, zou de overeenkomst nooit zijn gesloten.
    *Moet gaan over een redelijk oordelend mens (lid 2)
35
Q
A
36
Q

Bedrog

A
  • Een opzettelijk opgewekte dwaling.
  • = kunstgreep
  • Causaal verband: zonder bedrog zou de overeenkomst niet plaats hebben gevonden
37
Q

Misbruik van omstandigheden

A

 Moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden
 Noodtoestand, afhankelijkheid, etc.
 Causaal verband
 De wederpartij moet weten dat de persoon werd bewogen door het misbruiken.
 De wederpartij moet de totstandkoming hebben bevoorderd in plats van de
misbruikte te weerhouden.
 Een nadeel is niet vereist

38
Q

Beroep op wilsgebrek:

A
  • Degene van wie de wil gebrekkig is, kan een beroep doen op wilsgebreken
  • Een wilsgebrek kan ook veroorzaakt worden door een derde
39
Q

Algemene regels beroep op wilsgebrek

A

Wijze van vernietiging:
1) Buitengerechterlijke verklaring 3:50: –>voor vernietiging volstaat een tot de wederpartij
gerichte verklaring (3:50 en 3:49)
2) Rechterlijke uitspraak: 3:51 lid 1 en lid 2
Verjaring:
het vernietigen is niet mogelijk na 3 jaar na het ontdekken van het bedrog of de dwaling.
toch vernietigen? Een beroep op exceptief wilsgebreken ( 3:53 lid 3)

40
Q

Gevolg vernietiging

A

De vernietiging heeft een terugwerkende kracht: vanaf het begin was er een geldige overeenkomst, die is nu nietig verklaard.
Bijzondere bepalingen:
* 3:53 lid 2 –> de vernietiging kan gedeeltelijk of helemaal ongedaan gemaakt worden door de
rechter.
* 3:54 –> het nadeel wordt opgeheven door een gevolg van de overeenkomst, geen reden
meer om de overeenkomst te vernietigen.
* 6:230

41
Q

de overeenkomst blijft geldig maar wordt nu onaantastbaar

A

Degene die een beroep kan doen op wilsgebreken heeft hier niet altijd baat bij. Vernitiging is niet verplicht. Doe je hier geen beroep op, heb je de overeenkomst bevestigt.

42
Q

Handelingsonbekwame personen: 3:32

A

1) Minderjarig.
- Minderjarige staan onder gezag. Dit kan ouderlijk gezag zijn of een voogdij
- Degene die gezag heeft kan hem bij verrichten van rechtshandelingen vertegenwoordigen = wettelijke vertegenwoordiger. De rechtshandeling wordt niet toegerekend aan de gezaghebbende maar aan het kind zelf.
- Heb je als minderjarige toestemming van je wettelijke vertegenwoordiger? Dan ben je
handelingsbekwaam, tenzij in de wet anders staat. Deze toestemming geldt voor een
bepaalde rechtshandeling of voor een bepaald doel. 1:234 lid 1
- Onder bepaalde omstandigheden mag de wederpartij ervan uit gaan dat de minderjarige
toestemming heeft gehad.  is in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk. 1:234 lid 3
2) Onder curatele gestelde: Curandus
- de curandus is in beginsel onbekwaam. Uitzonderingen:
1. De curandus is met toestemming van zijn curator bekwaam.
2. De curandus is bekwaam over gelden die zijn curator voor levensonderhoud te zijner
beschikking heeft gesteld.
3. Hij is bekwaam om zelf aangaande zijn curatele in rechte op te treden.
4. bekwaam op het richten van familierechtelijke handelingen, indien hij onder curatele is gesteld door drank/ drugsgebruik.

43
Q

Zijn handelingen door onbekwaamde personen vernietigbaar?

A

In beginsel zijn alle handelingen die verricht zijn door handelingsonbekwame personen vernietigbaar. Behalve een ongerichte eenzijdige rechtshandeling, deze is nietig
Probleem is  handelingsonbekwame persoon doet vaak ZELF geen beroep op
handelingsonbekwaamheid, dit is aan de wettelijke vertegenwoordiger. Hier geldt een verjaring van 3 jaar, hierna is er – mits de onbekwame een vertegenwoordiger heeft – nog exceptief beroep mogelijk: “ ten alle tijden”

44
Q

Feitelijk onbekwaam. Vs. Handelingsonbekwaam:

A

Feitelijk onbekwaam is niet in de wet geregeld. Hier wordt dan ook geen rekening mee
gehouden. !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Drie waarschuwing over onbekwaamheid:
1) Artikel 3:35 biedt de wederpartij geen bescherming tegen een beroep op handelingsonbekwaamheid.
2) Artikel 3:32 beperkt de gevolgen van handelingsonbekwaamheid tot rechtshandeling
3) Handelingsonbekwaamheid heeft niks te maken met beschikkingsonbevoegdheid.
Handelingsonbevoegdheid: een bijzondere ongeschiktheid voor bepaalde rechtshandeling, anders
dan onbekwaamheid (= een algemene ongeschiktheid)

45
Q

vorm

A

Vormvrijheid = tenzij anders is vastgesteld zijn partijen vrij in de vorm van verklaring. Verklaringen
kunnen in elke vorm geschieden
* Is de vorm wel voorgeschreven en is hier niet aan gehouden? Dan is op basis van 3:39 de
overeenkomst nietig.

46
Q

Inhoud:

A

Inhoud van het contract staat ter vrije bepaling van partijen = men is vrij om eenovereenkomst te sluiten met wie dan ook, waar dan ook over. Dit is niet altijd  de wederpartij kan bescherming nodig hebben van de wet, dan geldt dit niet.
Waarover men overeenkomt maakt niet uit, dit moet alleen wel bepaald zijn.
3:40 lid 1: een overeenkomst mag niet in strijde zijn met de openbare orde en de goeden zeden. –> ander nietig.
Strijd met de wet:
1) Het sluiten van de overeenkomst is tegen de wet
2) Het verrichte van de prestatie is tegen de wet
3) De prestatie kan slechts worden verricht door het overtreden van de wet

1) 3:40 lid 2  de rechtshandeling is nietig.
uitzonderingen:
- bescherming van 1 van de personen: vernietigbaar, niet nietig.
- kan ook onaantastbaar zijn: wanneer de bepaling hier niks aan kan doen
2) Een overeenkomst die verplicht tot een door de wet verboden prestatie is in beginsel niet
nietig, er is geen aparte bepaling. Wel kan hij nietig worden verklaard. Dit komt omdat er
sprake is van een strijd met de goede orde, als we het hebben over de inhoud.
3) 3:40 lid 2 blijft buiten toepassing: het aangaan van de overeenkomst is niet verboden. Maar de strekking van de overeenkomst kan in strijd zijn met de goede orde
Dus onthoudt: prestatie: inhoud alleen worden verricht op een verboden wijze: strekking

47
Q

Partijafspraak

A

Wanneer een overeenkomst is gesloten, zijn beide partijen hieraan gebonden. = partijafspraak
dit is dus de kern van wat voor rechten en plichten de overeenkomst met zich meebrengt.

48
Q

Haviltex formule

A

‘op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs
aan deze bepaling mochten toekennen, en hetgeen dat zij te dein aangezien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten” dit sluit nauw aan bij 3:35
* De taalkundige definitie is beperkt, je moet zelf het begrip uitleggen aan de hand van het verband.
* Sinds haviltex is gebleken dat men niet langer kan volstaan met alleen de taalkundige betekenis.

49
Q

Wet, gewoonte, redelijkheid en billijkheid

A

Wet:
Voornamelijk aanvullende wetten. Wetsbepaling completeren de overeenkomst. (regelend recht)
ook wel wat dwingend recht, maar dit is zeer beperkt door de contractsvrijheid. Bijv. 3:40
Gewoonte:
Is niet verplicht, kan opzij gezet worden, is dus weer aanvullend
Redelijkheid en billijkheid: 6:248
redelijkheid is een begrip van het ongeschreven recht. Partijen kunnen over en weer handelen als redelijke mensen, en dit ook gerechtvaardigt doet. Wat deze abstracte regel concreet inhoudt is per concreet geval verschillend.
Redelijkheid en billijkheid:
Aanvullend: blijkteen overeenkomst een leemte te vertonen, dan kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid als een aanvullende bron gezien worden.
Beperkte werking: 6:248 lid 2
de overeenkomst is niet redelijk of billijk, er kan een uitzondering gemaakt worden:  de maatstaven van redelijkheid en billijkheid zijn onaanvaardbaar, dit gebeurt zelden

50
Q

Obligatoire overeenkomst

A

= een overeenkomst waarbij een verbintenis ontstaat.
* zo scheppen partijen door het sluiten van een obligatoire overeenkomst zelf en naar eigen verkiezing 1 of meerdere verbintenissen.

51
Q

Wanneer komt een overeenkomst tot stand?

A
  • Wanneer er sprake is van aanbod en aanvaarding
  • Aanbod: de wilsverklaring waarin een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst is vervat
  • Bijkomstige rechten en plichten hoeven niet in het aanbod te staan.
  • Wel om wat voor soort
  • overeenkomst het gaat, wat voor goed, en wat de prijs is. .
52
Q

Vrijblijvend aanbod:

A

: kan ook na aanvaarding worden herroepen.
 dit is onverwijld geschied

53
Q

Onherroepelijk aanbod:

A

Onherroepelijk aanbod: kan gedurende het termijn niet herroepen worden

54
Q
A