Begrippen week 1 + 6 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van ICT? (week 1)

A

Technologie en oplossingen die ervoor zorgen dat de juiste informatie op de juiste tijd en plaats, in de juiste vorm wordt aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van medium? (week 1)

A

Materiaal dat wordt gebruikt om data vast te leggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van data? (week 1)

A

Tekens die worden vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van gegevens? (week 1)

A

Data met betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de definitie van informatie? (week 1)

A

Gegevens gecombineerd om betekenis eruit te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de definitie van kennis? (week 1)

A

Informatie en ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de definitie van wijsheid? (week 1)

A

Kennis, ethiek en inzicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de definitie van een informatiesysteem? (week 1)

A

Een samenhangend geheel van zaken voor het verzamelen, verwerken en bewaren van gegevens voor het verstrekken van informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de definitie van een geautomatiseerd informatiesysteem? (week 1)

A

Een samenhangend geheel van mensen, procedures, hardware, software en telecommunicatie, waarmee data wordt vervaardigd, geregistreerd, bewaard, bewerkt, verzonden, ontvangen, geraadpleegd en beschikbaar gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de definitie van een stakeholder? (week 1)

A

Iedereen die invloed ondervindt of uitoefent op een informatiesysteem.
(Denk aan: Architect, opdrachtgever, eindgebruiker)
(Denk NIET aan: projectleider)

Een stakeholder is iemand die vooral op lange termijn de effecten van het informatiesysteem ervaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de definitie van een actor? (week 1)

A

Iets of iemand die interacteert met een (geautomatiseerd) informatie systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van een proces? (week 1)

A

Aaneengeschakelde activiteiten om een of meer doelen te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de definitie van hardware? (week 1)

A

Fysieke componenten die kunnen worden gebruikt bij een elektrische gegevensverwerking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de definitie van telecommunicatie? (week 1)

A

Het overbrengen van data zonder dat iets of iemand zich fysiek daarnaartoe verplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de definitie van een werkinstructie? (week 6)

A

Een gedetailleerde beschrijving van acties om bepaalde werkzaamheden zelfstandig uit te kunnen voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de definitie van beheer? (week 6)

A

Totaal van activiteiten met als doel, “het in aanvaardbare conditie” houden of terugbrengen van machines, gebouwen, relaties, etc. om de “gevraagde mate van functionaliteit” te borgen. (Week 6)

17
Q

Wat is een SLA (Service Level Agreement)? (Week 6)

A
Een contract tussen een klant en ICT-dienstverlener.
Bevat afspraken en eisen zoals/ rondom: 
- Beschikbaarheid
- Rapportages dienstverlening
- Klant
- Beveiliging
- Onderhoudsvensters
- Verstoringen
18
Q

Wat is beheer volgens Looijen? (Week 6)

A
  1. Functioneel beheer
    = Alle taken die nodig zijn voor het gebruik van informatiesystemen.
  2. Applicatie beheer
    = Het ontwikkelen en onderhouden van applicaties.
  3. Technisch beheer
    = Alle taken die nodig zijn voor het installeren, accepteren en operationeel maken en houden van informatiesystemen en technische infrastructuren.
19
Q

Waarom zijn procedures belangrijk? (Week 6)

A
  1. Inzicht ==> Wie doet wat? Welke functies/ afdelingen?
  2. Besturen ==> Door het overzicht kan je makkelijker besturen.
  3. Communiceren ==> Je kan aan nieuwe medewerkers, of in geval van verandering aan alle medewerkers, duidelijk communiceren hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden.
  4. Optimaliseren ==> Door het overzicht kan je goed zien wat verbeterd moet worden en waar verbeteringen nodig zijn.
  5. Controle ==> Interne controle maatregelingen, risico’s en een goede functie onderscheiding.
  6. Aantonen ==> Bepaalde certificaten.
  7. Verantwoorden ==> Laten zien dat je je aan de requirements, wensen en wetten hebt gehouden.
  8. Informatie voorziening ==> Requirements inventariseren.