Begrippen 2.1 Flashcards
1
Q
Beurskrach
A
Sterke en snelle daling van de aandelenkoersen op de beurs.
2
Q
Consumptiemaatschappij
A
Samenleving waarin veel consumptiegoederen worden gekocht.
3
Q
Crisis
A
- Noodsituatie
2. (In de economie) periode van achteruitgang en werkloosheid
4
Q
Depressie
A
Langdurige achteruitgang van de economie.
5
Q
Interbellum
A
De periode tussen de twee wereldoorlogen
6
Q
Krediet
A
Lening
7
Q
Lopende band
A
Productiesysteem waarbij werknemers telkens dezelfde handeling uitvoeren aan de voorbijkomende producten.
8
Q
New Deal
A
Politiek van president Roosevelt om door overheidsuitgaven de economische crisis te bestrijden.
9
Q
Roaring twenties
A
De roerige jaren 20