aardrevolutie Flashcards

1
Q

schijnbeweging Zon op 21/03 en 23/09

A

op in oosten en onder in westen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schijnbeweging Zon op 21/06

A

op in oosten-noordoosten en onder in westen-noordwesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

schijnbeweging Zon op 22/12

A

op in oosten-zuidoosten en onder in westen-zuidwesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1 revolutie rond de Zon

A

365 dagen 5u 48min 46sec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe draait de Aarde rond de Zon?

A

tegenwijzerszin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zon staat in 1 van de brandpunten waardoor…

A

de afstand van Zon tot Aarde verschilt doorheen het jaar
(Aarde elliptische baan rond Zon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer is de afstand het kleinst?

A

begin januarie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer is de afstand het grootst?

A

begin juli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is de afstand A-Z oorzaak voor seizoenen?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ecliptievlak

A

baan van de Aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

heoeveel graden is de hoek van de aardas met het ecliptievlak?

A

66,5°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evenaarsvlak

A

90°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

culminatie hoogte

A

hoogte zonnestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zomer

A

CH is hoog
lange dag -> langer licht/warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

winter

A

CH is laag
korte dagen -> korter licht/warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gevolgen van aardrotatie

A

de seizoenen en de gordels

17
Q

CH berekenen

A

90° -|a-b|
a= breedteliggung (51°)
b= 23,5° * sin [360/365,24 (x-80]
- NB: +
- ZB: -

18
Q

welke gordels zijn er?

A

intertropen, polaire gordel en de intermediaere gordel

19
Q

intertropen

A

tussen keerkringen
CH is hoog
Zon 2x per jaar loodrecht

20
Q

polaire gordel

A

tussen polen
CH is laag
lange/korte dagen/nachten

21
Q

intermediaire gordel

A

tussen keerkringen en polen
CH is afwisselend
Zon nooit loodrecht
4 seizoenen

22
Q

precessie

A

cirkel die de aardas beschrijft

23
Q

hoe is precessie ontstaan?

A

massaoverschot

24
Q

wat is een gevolg van de precessie?

A

verandering van de noordelijke hemelpool

25
Q

nutatie

A

beweging aardas tegenover precessie -> slingerbeweging

26
Q

wat beïnvloed de nutatie?

A

de seizoenen