7.1 Flashcards

1
Q

zelfconcept

A

dimensies of categorieën waarin we onszelf zien (bv als een student, een vriend) “Beeld” van onze kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zelfwaardering

A

onze evaluatie van onze kenmerken( wat wij kunnen en niet kunnen doen) . Zelfwaardering is gebaseerd op wat je zelf daadwerkelijk doet…Als je goed rekenpresentaties levert, geloof je dat je goed in rekenen bent. (een goede student, en trouwe vriend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

baseline-zelf

A

een langetermijnvisie van het zelf. (a stable sense of self, over a long term)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

barometer-zelf

A

een visie op het zelf die verandert bij onmiddellijke (immediate) ervaringen (a fluctuating sense of self, short term)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

identiteit

A

identiteit weergeeft ‘wie je bent’, doordat in je identiteit
de volgende componenten zijn samengebracht: samenhangende doelen of
motieven, vaardigheden, waarden, ideeën en je individuele geschiedenis.
==== etnische, culturele, persoonlijke. (hoe mensen zichzelf zien)
EXAMPLE- een situatie waarin je aan het solliciteren bent boor een baan. Als je goed weet wie je bent, wat jouw waarden, doelen en ideeen zijn, kun je die kennis gebruiken om voor jezelf op te komen en duidelijk te maken waarom de baan waarop je solliciteert bij je past en waarom je er goed in zou zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe het zelfconcept ontwikkelt (concreet naar abstraact)

A

Zelfconcept ontwikkelt zich van concreet (ik haal goed cijfers, Ik heb lang haar) tot abstracter in de late kindertijd (ik ben slim) tot een nog abstractere (niet meer observeren zijn) weergave van innerlijke doelen en waarden (ik vind het belangrijk mij voor te bereiden op de toekomst door hard te werken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly