4.1 Flashcards

1
Q

executieve functies

A

het verwerken van complexe informatie
- het in gedachten houden van moeilijke rekensommen - het ordenen van informatie
- plannen (cognitieve controlevaardigheden).

werkgeheugen, planning, inhibities (self control).(Working memory governs our ability to retain and manipulate distinct pieces of information over short periods of time.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Executive functies zijn belangrijk bij:

A

Sturing van gedrag


  • Filtreren van irrelevantie informatie

  • het onder controle houden van gedachten en handelingen
Tijdens de adolescentiefase veranderen de executieve functies:  
meer impulsiviteit
  	
- Concentratievermogen neemt toe  
Tijdsbesef
  	 	
- Het inschatten van handelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De witte stofbanen

A

zorgen voor snelle overdracht van signalen ..De hoeveelheid witte stof neemt toe tot het twintigste levensjaar. Deze witte stof lijkt in alle hersengebieden aanwezig te zijn. Piekt eerder bij meiden dan jongens
 zie blz 77

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De grijze stof

A

volgt een omgekeerd U-patroon—>na de geboorte– grote toename van grijze stof cellen, gevolgd door gestage (steady)afname. Deze ontw. loopt niet in alle hersengebieden even snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

puberparadox

A

(een tegenstrijdigheid): Aan de ene kant is er een periode van risico’s nemen, aan de andere kant ontwikkelt men executieve functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dual processing:

A

wordt bedoelt dat de subcorticale hersengebieden aan het begin van de adolescentie extra actief of gevoelig zijn. Terwijl corticale hersengebieden zoals de prefrontale cortex, een langzamer ontwikkelingstraject vertonen.

de verschillende gevoeligheden die voortkomen(arise/originate) uit de asynchrone (unsychronized, seperate)/apart ontwikkeling van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

corticale hersengebieden en prefrontale cortex

A

(dit zijn de aan de oppervlakte gelegen en evolutionair jongere delen van de hersenen) die gevoelig zijn voor de controle van emoties/ inhibitie gedrag,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

subcorticale hersengebieden

A

(dit zijn de diepgelegen, evolutionair oudere delen van de hersenen, die direct gevoelig zijn voor de spanning van het nemen van risico’s en het ervaren van primaire emoties als beloning, blijdschap of angst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly