2.2 2.3 Flashcards

1
Q

Informatie en aanwijzingen

A

Een vriend of je vader verteld iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Imitatie

A

Je doet andere na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ervaring

A

Je eigen dingen te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Experimenten

A

Kijken of dat je het kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale controle

A

Je word door iedereen in de gaten gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belang

A

Als je iets tegen iemand zegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sancties

A

Manier waarop mensen laten merken of je iets goed of fout doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Internalisatie

A

Dingen die je doet zonder er over na te denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Identiteit

A

De persoon die je bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rolpatronen

A

Gedrag dat we in bepaalde situatie verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschillende rollen

A

Je bent steeds anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gendernormen

A

Je hebt mannen dingen en je hebt vrouwen dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rolbevestigend

A

Dat de vrouw de was doet en dat de ban bouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Roldoorbrekend

A

Dat de man de was doet en de vrouw bouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Genderneutraal

A

Als er geen onderscheid word gemaakt in jongens en meisjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Puberteit

A

De tijd tussen kinder en volwassenen

17
Q

Grenzen

A

Je ontdekt je grenzen van wat je wel of niet wil

18
Q

Tolerant

A

Als je normen en waarde van andere mensen accepteert

19
Q

Asociaal

A

Als je geen rekening houd met andere

20
Q

Groepsdruk

A

Je doet wat de groep zegt om er bij te horen

21
Q

Generatieconflicten

A

Een mening dat komt door de leeftijd verschil

22
Q

Veranderen

A

Onze cultuur verandert heel vaak