2. Mensen zijn verhalen Flashcards

1
Q

Wat is een narratieve identiteit?

A

Slechts door verteller te worden van mijn levensverhaal, leer ik mezelf kennen, verwerf ik een identiteit. Je moet telkens opnieuw je verhaal construeren en reconstrueren. Je bent actief verteller maar NIET auteur: je hebt niet alles in handen wat er in je leven gebeurt.
Het is ook OPEN: zolang je leeft, is je levensverhaal niet af en dus ook je identiteit niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Om welke redenen kan het vertellen van je levensverhaal vastlopen?

A
  1. Leven in het heden
  2. Opsluiten in het verleden
  3. Afsluiten van het verleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke mensen leven in het heden?

A
  • Mensen die van dag tot dag leven, opgeslorpt door gebeurtenissen, gevoelens van het moment
  • Mensen die zich voortdurend aanpassen aan de omstandigheden. Geen echte identiteit maar kameleonidentiteit
    > Je kunt niet altijd iemand anders zijn. Identiteit vraagt continuïteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke mensen sluiten zich op in het verleden?

A
  • Ze zien geen toekomst meer, het verleden is mooier en hun identiteit ontwikkelt zich niet meer.
    > Je kunt niet altijd hetzelfde blijven. Identiteit vraagt discontinuïteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke mensen sluiten zich af van het verleden?

A
  • Ze kunnen hun verleden niet verwerken en vergeten/verdringen het waardoor hun identiteit blokkeert. Ernstige gevallen: psychische stoornis
    > Je kunt niet altijd hetzelfde blijven. Identiteit vraagt discontinuïteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat heeft een beslissende invloed op onze identiteit?

A

De manier waarop we met tijd omgaan
1 van de belangrijke functies van het verhaal is de integratie van het verleden, heden en de toekomst. De vraag naar mijn identiteit is een vraag naar wie ik ben DOORHEEN DE TIJD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat maakt een verhaal tot verhaal?

A

Gebeurtenissen
Personages
Plot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bedoelen we met gebeurtenissen?

A

Belangrijke en ingrijpende ervaringen, maar ook evengoed alledaagse zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bedoelen we met personages?

A

Belangrijke en minder belangrijke personen die bijdragen tot de ontwikkeling van de gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bedoelen we met het plot?

A

Kerneigenschap van het verhaal.
De rode draad van mijn levensverhaal en drukt uit wie ik ben (identiteit).
Enerzijds: bepaald door wat er zich in mijn leven heeft afgespeeld (gebeurtenissen)
Anderzijds: bepaald door de manier waarop ik zelf de gebeurtenissen interpreteer (betekenis) en met elkaar in verband breng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is fysische tijd?

A

Elke seconde is gelijk. Wetenschappelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is psychologische tijd?

A

Elke secondje is verschillend. Wat ik nu voer wordt mede beslist door wat ik in het verleden heb meegemaakt en hoe ik tegen de toekomst aankijk. Die drie momenten kruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe zijn de tijd en de intrige met elkaar verbonden?

A

De intrige werkt met de tijd, door heden, verleden en toekomst op een bepaalde manier met elkaar te verbinden. De gebeurtenissen krijgen samenhang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk soort karakter heeft het levensverhaal?

A

Fragiel en voorlopig. Soms past de puzzel maar op andere momenten raak ik de synthese weer kwijt. Dan moet ik mijn verhaal opnieuw (anders) vertellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat speelt een doorslaggevend rol bij het construeren van de intrige?

A

Narratieve intelligentie: het vermogen om intriges te ontwerpen en verhalen te vertellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke componenten bestaat narratieve intelligentie?

A

Rationele componenten en creatieve verbeeldingskracht.

17
Q

Waarom is de narratieve identiteit een verbeelde identiteit?

A

Het levensverhaal is een creatief ontwerp. Zonder fictie heb je geen verhaal. De verbeelding is opbouwend en draagt bij tot de ontplooiing van de eigen identiteit.
Een constructieve verbeelding helpt ons een identiteit op te bouwen, samen met anderen.

18
Q

Welke benaderingen zijn er om de tijd te beleven?

A

Cirkeltijd
Griekse tijd
Joodse tijd
Spiraaltijd

19
Q

Wat is cirkeltijd?

A

Vooral bij natuurvolkeren.
Geen vooruitgang, eeuwige herhaling
Statische tijd.
Troost (na regen komt zonneschijn) maar ook beklemmend (na zonneschijn komt regen)

20
Q

Wat is Griekse tijd?

A

Baseert zich op mensenleven:

  1. Periode van steile opgang tot het hoogtepunt
  2. Hoogtepunt: toppunt van de capaciteiten, zo lang mogelijk aanhouden
  3. Onvermijdelijke geleidelijke neergang
21
Q

Wat is joodse tijd? Waar zien we die terug?

A

Voorgesteld als pijl: vooruitgang van begin naar einde toe.
Er zijn crisisperiodes maar da’s deel van het groeiproces.
Einde = hoogtepunt (komst van de Messias)
Zien we terug bij: verlichtingsdenken, marxisme en vooruitgangsoptimisme van moderne tijd

22
Q

Wat is de spiraaltijd? Welk voorbeeld ken je?

A

Combinatie van cyclisch en dynamisch: er is vooruitgang maar daarbij wordt het verleden telkens weer opgenomen op een ander/hoger niveau. Doorheen herhaling wordt groei mogelijk.
Verhaal van de drie levens.

23
Q

Wat is het verhaal van de drie levens?

A

Ziek meisje krijgt een troostende brief:
1ste leven: geboorte is bevruchting en sterven is geboorte (je eerste leven is het leven in de baarmoeder) Je gaat niet echt dood, je gaat eerder door
2de leven: Geboorte is geboorte en sterven is sterven
3de leven: geboorte is sterven en je sterft geen derde keer

24
Q

Wat is de mimische spiraal?

A

Geeft een antwoord op de vraag hoe ons levensverhaal zich verhoudt tot wat we kunnen noemen “mijn leven zoals het zich afspeeld in de tijd”.
3 componenten:
M1: PREFIGURATIE
- Het geleefde leven, voorafbeelding van mogelijk verhaal
M2: CONFIGURATIE
- Het verbeelde leven van mijn levensverhaal
- Groot belang: samenbrengen van verhaalgegevens tot een intrige
- Narratieve identiteit
M3: REFIGURATIE
- Het geleefde leven beïnvloed door de wijze waarop het leven tot nu toe verteld is (M2).
- Is op een ander niveau alweer M1

25
Q

Waarom laten mensen zich inspireren door andere verhalen?

A

Omdat het geen eenvoudige zaak is om een verteller te worden van een levensverhaal. Dat is een actief gebeuren.
De kwaliteit van de verhalen waardoor je je laat inspireren bepaalt de kwaliteit van je levensverhaal.

26
Q

Welk verband is er tussen narratieve identiteit en de persoonlijk levensbeschouwelijke overtuiging?

A

In de manier waarop iemand zijn levensverhaalt vertelt, kan je zijn persoonlijk antwoord vinden op de levensbeschouwelijke vragen.
Heeft ook invloed op de refiguratie in de mimische spiraal: samen met de narratieve identiteit (M2) zal de levensbeschouwelijke identiteit een invloed uitoefenen op het geleefde leven

27
Q

Welke wisselwerking toont de mimetische spiraal?

A

De wisselwerking tussen het geleefde leven en het vertelde leven