1.B.4 - HC.2 handhaving ATP-turnover & celintegriteit Flashcards

1
Q

ATP synthase vindt plaats bij de verbranding van?

A
  • koolhydraten
  • vetten
  • eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ATP verbruik vindt onder ander plaats bij?

A
  • spiercontractie
  • iontransport
  • biosynthese van macromoleculen
  • thermogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind ATP-aanmaak plaats?

A

deels in cytosol (creatinefosfaat en anaerobe glycolyse)
deels in mitochondrien (aerobe glycolyse en vetzuuroxidatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er bij een plotse toename van inspanning?

A

daling ATP –> activatie creatinefosfokinase –> aanmaak ATP –> creatinefosfaat op? ADP –> AMP –> versnelt glycolyse, elektronentransportketen langzaam proces = anaeroob glycolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vind glycolyse plaats?

A

glucose –> pyruvaat over mitochondriale binnenmembraan -pyruvaatdehydrogenase-> CoA –> elektronen komen vrij die op NAD+ en FAD worden geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de opbrengst een glucose molecuul bij volledige oxidatie?

A

32ATP: 28 uit elektronen transportketen, 2 uit citroenzuurcyclus en 2 uit glycolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werk de malaat-aspartaat shuttle?

A
  1. NADH + H+ –> NAD+ en oxaalacetaat –> malaat
  2. malaat gaat over membraan van mitochondrion
  3. malaar –> oxaalacetaat
    NAD+ –> NADH = H+
  4. Oxaalacetaat –> aspartaat
  5. aspartaat over membraan
  6. aspartaat –> oxaalacetaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de glycerol-3-fosfaat shuttle?

A
  1. NADH + H+ –> NAD+
    dihydroxyacetonfosfaat –> glycerol-3-fosfaat
  2. FAD+ –> FADH
    glycerol-3-fosfaat –> dihydroxyacetonfosfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke spieren worden welke shuttles gebruikt?

A

malaat-aspartaat shuttle in hartspier
Glycerol-3-fosfaat shuttle in skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe werkt vetzuuroxidatie?

A

vetzuur –> acetyl CoA = B-oxidatie –> elektronen komen vrij –> worden gekoppeld aan NAD+ en FAD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werk de oxidatieve fosforylering?

A

elektronen via elektronen transportketen naar zuurstof voor omzetting water –> protonengradient –> koppeling ADP aan Pi –> ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvan hangt de protonengradient af?

A
  • concentratie component
  • membraanpotentiaal component = voornamelijk effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer kan er fosforylering plaats vinden?

A

Pas als je ATP gaat gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de snelheidsbepalende factor van oxidatie?

A

ADP-aanbod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er in de tussentijd dat ADP van cytosol naar mitochondrien gaat maar er wel ATP-verbruik is?

A

gebruik van creatinefosfaat –> ATP
of
ADP –> AMP = trigger voor PFK, glycogeen fosforylase en glycolyse –> door zuurstof tekort leidt NADH niet via OXPHOS tot ATP-synthese maar via lactaatvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er met AMP ingeval van ischemie?

A

AMP –> adenosine –> vasodilatatie

16
Q

Wat zijn verschillende geneesmiddelen voor angina pectoris?

A
  • remmers van de vetzuuroxidatie: trimetazidine, ranolazine, etoxomir –> stimulatie glucose oxidatie = goed want vetzuren is 4,6 ATP/O2 en glucose is 5,3 ATP/O2
  • remmers van mitochondriale vetzuuropname: etoxomir, perhexiline, MDI
  • Dichlooracetaat (pyruvaatsehydrogenase activatie)