100 Vragen Toets Flashcards
Wanneer geef je op met een totaal van 15?
Alleen tegen een dealer 10.
Q: Wat doe je met een harde 12 tegen een dealer met een 5?
A: Blijf staan.
Q: Je hebt een paar 6’s tegen een dealer met een 2. Wat doe je?
A: Splits.
Q: Wat doe je met een paar 7’s tegen een dealer met een 4?
A: Splits.
Q: Waar/Niet Waar: Een zachte 16 moet je altijd slaan tegen een dealer met een 8.
A: Waar.
Q: Tegen een dealer met een aas, een harde 14 moet je ___.
A: Slaan.
Q: Wat doe je met een zachte 17 tegen een dealer met een 5?
A: Verdubbel.
Q: Je hebt een harde 10 tegen een dealer met een 7. Wat doe je?
A: Verdubbel.
Q: Wat doe je met een zachte 14 tegen een dealer met een 6?
A: Verdubbel.
Q: Waar/Niet Waar: Bij een harde 15 tegen een dealer met een aas geef je op.
A: Niet waar.
Q: Je hebt een paar 3’s tegen een dealer met een 6. Wat doe je?
A: Splits.
Q: Wat doe je met een paar 9’s tegen een dealer met een 8?
A: Splits.
Q: Tegen een dealer met een 10, een zachte 13 moet je ___.
A: Slaan.
Q: Wat doe je met een zachte 20 tegen een dealer met een aas?
A: Blijf staan.
Q: Je hebt een harde 9 tegen een dealer met een 3. Wat doe je?
A: Verdubbel.
Q: Wat doe je met een paar 4’s tegen een dealer met een 6?
A: Splits.
Q: Waar/Niet Waar: Bij een paar 5’s verdubbel je tegen een dealer met een 4.
A: Waar.
Q: Wat doe je met een zachte 18 tegen een dealer met een 10?
A: Slaan.
Q: Je hebt een zachte 19 tegen een dealer met een 6. Wat doe je?
A: Verdubbel.
Q: Wat doe je met een harde 12 tegen een dealer met een 4?
A: Blijf staan.
Q: Waar/Niet Waar: Een paar 7’s splitst tegen een dealer met een 5.
A: Waar.