1 Flashcards

1
Q

Actoren

A

Inviduen of groepen die invloed proberen uit te oefenen op het politieke besluitvormingsproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangen

A

Opvattingen over wat in het voordeel is van een individu of groep en daarom moeten worden nageleefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ecologisme

A

Politieke stroming die benadrukt dat de grondstoffen eindig zijn. Welvaartsgroei mag niet ten koste van duurzaamheid gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cristendemoncratie

A

Politieke stroming die christendom en politiek probeert te verbinden en de bijbel en de kerkelijke leer als leidraad voor het politieke handelen beschouwt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Coalitie

A

De samenwerkende regeringspartijen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Conservatief

A

Letterlijk: behoudend

Conservatieven houden vast aan traditionele waarden en normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Constitutionele monarchie

A

Koninkrijk waarin de macht van de koning beperkt is door de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dictaturen

A

Staten waarbinnen geen scheiding is tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht en waar de overheid met geweld de oppositie onderdrukt en de vrijheid beperkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Districtenstensel

A

Kiesstelsel waarbij een land wordt onderverdeeld in districten en waarbij uit elk district een of meer volksvertegenwoordigers komen die bij verkiezingen de meeste stemmen hebben behaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dualisme

A

Het principe dat regering en parlement beide eigen verantwoordelijkheden hebben: de regering regeert, het parlement controleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Maatschappelijk probleem

A

Groepen mensen
Maatschappelijke verandering
Verschillen van mening
Gemeenschappelijke oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

3 kenmerken van de staat

A

1 een staat beschikt over een omgrensd grondgebied
2 het grondgebied wordt bewoont door een groep mensen, een volk
3 de staat heeft de hoogste macht, de soevereiniteit over dat gebied en de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Europees parlement (EP)

A

De volksvertegenwoordiging van de EU. Het EP wordt om de 5 jaar rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten en telt 750 leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Europese Raad

A

Raad van regeringsleiders van alle EU-landen. Ook wel eurotop genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedecentraliseerde eenheidsstaat

A

Staat waarbinnen de landelijke overheid bepaalde bevoegdheden aan lagere organen heeft overgedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geweldsmonopolie

A

Alleenrecht van de overheid op het legitiem gebruik van geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gezag

A

Legitieme macht; macht(suitoefening) die door andere erkend en aanvaard wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Indirecte demoncratie

A

Bestuursvorm waarbij het volk niet zelf over allerlei zaken beslist maar de beslissingen overlaat aan gekozen vertegenwoordigers (ook: parlementaire demoncratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Intergouvernementeel

A

Letterlijk ‘tussen’ (inter) regeriningen. Regeringen maken als vertegenwoordigers vab staten met elkaar afspraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Drie kenmerken van demoncratie

A

1 regelmatig vrije en geheime verkiezingen
2 de grondrechten van de burger zijn in de grondwet vastgelegd
3 er is een onafhankelijke rechterlijke macht, die geen verantwoording aan de overheid hoeft af te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Invloed

A

Het effect dat optreedt als iemand zijn macht gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kabinet

A

Bestuur van het land, bestaande uit ministers en staatssecretarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kabinetsformatie

A

Het proces waarbij na de tweede kamer verkiezingen een nieuw kabinet wordt gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Koning

A

Staatshoofd in een monarchie. De koning maakt in Nederland deel uit van de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Liberalisme

A

Politieke stroming die de vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van het individu centraal stelt en tegen een al te grote bemoeienis van de overheid is, met name op sociaal-economisch gebied

26
Q

Links

A

Ziet meestal een belangrijke rol voor de overheid om een samenleving te realiseren die meer gelijkheid en gelijkwaardigheid kent. Soms synoniem met progressief

27
Q

Macht

A

Vermogen om invloed uit te oefenen

28
Q

Machtsbases

A

Factoren waarop macht gebaseerd is

29
Q

Recht van initiatief

A

De tweede kamer kan zelf met wetsvoorstellen komen

30
Q

Recht van amendement

A

Als de regering met een wetsvoorstel komt,kan de tweede kamer dat veranderen

31
Q

Budget recht

A

Het parlement kan de begroting goedkeuren of afwijzen eb de tweede kamer kan deze ook veranderen

32
Q

Controlerende taak middelen

A
1 het recht om kamervragen aan de regering te stellen
2 het recht van interpellatie, uitleg door minister of secretaris
3 spoeddebat ( dertigledendebat) 
4 motie, uitspraak doen over een bepaalde maatregel
33
Q

Zoektocht naar ministers en secretarissen

A

1 informateur benoeming
2 het regeerakkoord: afspraken tussen samenwerkende partijen
3 formateur
4 beëdiging van nieuwe leden

34
Q

Meerderheidskabinet

A

Kabinet dat het vertrouwen en steun van een meerderheid van de tweede kamer heeft

35
Q

Ministeriële verantwoordelijkheid

A

Minister is tegenover het parlement verantwoordelijk voor de koning, voor zijn eigen beleid en voor wat zijn ambtenaren doe of nalaten

36
Q

Ministers

A

Leden van de regering, van de ministerraad en het kabinet

37
Q

Monisme

A

Situatie waarin er een overwicht is van de regering, omdat het parlement onvoldoende gebruikmaakt vab zijn controlerende bevoegdheden

38
Q

Normen

A

Opvattingen over hoe je je op een grond van bepaalde waarden behoort te gedragen

39
Q

Oppositie

A

De partijen in het parlement die niet tot de regerende coalitie behoren

40
Q

Overheid

A

Instantie die het soevereine gezag uitoefent

41
Q

Parlement

A

Volksvertegenwoordiging. In Nederland: staten-generaal(de tweede en eerste kamer)

42
Q

Politiek

A

Het beleid van de overheid, inclusief de totstandkoming en de effecten van dat beleid

43
Q

Politieke stroming

A

Groep mensen met dezelfde waarden en opvatting over hoe de samenleving eruit moet zien en wat de rol van de overheid daarin is

44
Q

Populisme

A

Politieke stijl due inspeeld op gevoelens vab onvrede bij het volk, het keert zicht sterk tegen de elite

45
Q

Progressief

A

Letterlijk: vooruitstrevend

Progressieven willen oude tradities doorbreken, met name in sociaal-culturele zin

46
Q

Raad van EU

A

Raad van ministers, bestaande uit vakministers, bijv. Van milieu, uit de 28 lidstaten van de EU

47
Q

Rechterlijke macht

A

De instantie die is belast met de rechtspraak

48
Q

Rechts

A

Tegen al te grote staatsbemoeienis, net name in sociaal-economische aangelegenheden

49
Q

Referendum

A

Volkstemming ( Zwitserland)

50
Q

Regeerakkoord

A

De afspraken tussen de regeringspartijen over wat ze in een regeerperiode willen gaan doen

51
Q

Regering

A

Het bestuur van Nederland, bestaande uit koning en ministers

52
Q

Representativiteit

A

Heeft betrekking op de vraag of het parlement een afspiegeling is van de andere kiezers

53
Q

Sociaaldemocratie

A

Gematigde stroming binnen het socialisme die langs parlementaire weg een samenleving wil bereiken waarin iedereen gelijke kansen zijn en er niet al te grote inkomens verschillen zijn

54
Q

Socialisme

A

Politieke stroming die gelijkheid en gelijkwaardigheid centraal steld

55
Q

Soevereiniteit

A

Hoogste gezag dat in democratische staten door de overheid namens het volk wordt uitgeoefend

56
Q

Staat

A

Een omgrensd grondgebied waarop mensen wonen en waarbinnen een hoogste gezag geldt

57
Q

Staatssecretarissen

A

Personen die de verantwoordelijkheid hebben over een deel van de portomonee van een minister

58
Q

Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

A

Kiestelsel waarbij een partij het aantal zetels behaalt dat evenredig is aan het aantal stemmen dat die partij bij de verkiezingen heeft verworven

59
Q

Uitvoerende macht

A

Het orgaan dat wetten uitvoert, landelijk is dat de regering

60
Q

Waarden

A

Opvattingen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is en daarom moet worden nagestreefd

61
Q

Wetgevende macht

A

Het orgaan dag over wetten beslist, in Nederland zijn dat de regering en de staten generaal (parlement) samen