1 Flashcards
Learn words
numerus
numer-i, m : het aantal, het getal
oculus
ocul-i, m : het oog
umbra
umbr-ae, v : de schaduw, de schim
fatum
fat-i, o : het lot
somnium
somni-i, o : de droom
aequus
-a, -um : gelijk, eerlijk
alienus
-a, -um : vreemd, van een ander
paratus
-a, -um : bereid
patrius
-a, -um : vaderlijk, voorvaderlijk
comes
comit-is, m : de kameraad
coniunx
coniug-is, m/v : de echtgenoot, de echtgenote
salus
salut-is, v : de redding, het welzijn
facilis
-, facile ; facilis : gemakkelijk
delere
-eo; delevi, deletum : vernielen
deserere
-o, deserui, desertum : verlaten
quaerere
-o; quaesivi, quaesitum: vragen, zoeken
repetere
-o; repetivi, repetitum : herhalen, terugvragen, teruggaan naar
tangere
-o; tetigi, tactum : bereiken, treffen, aanraken
tollere
-o; sustuli, sublatum : opheffen, wegnemen
conspicere
-io; conspexi, conspectum : bekijken, bemerken
interficere
-io; interfeci, interfectum : doden
undique
bijwoord: van overal, aan alle kanten
equus
equ-i, m: het paard
porta
port-ae, v: de poort
statua
statu-ae, v: het standbeeld
exemplum
exempl-i, o: het voorbeeld
arma
arm-orum, o: de wapens
finis
fin-is, m: het einde, het doel, de grens
servare
-o; /: bewaren, redden
claudere
-o; clausi, clausum : sluiten
credere
-o+dat; credidi, creditum : geloven, vertrouwen, toevertrouwen
relinquere
-o; reliqui, relictum: achterlaten, verlaten
scribere
-o; scripsi, scriptum: schrijven
tradere
-o; tradidi, traditum : overhandigen, toevertrouwen
reperire
-io; repperi, repertum : vinden, te weten komen
accipere
-io; accepi, acceptum : ontvangen, vernemen
recipere
-io; recepi, receptum : ontvangen
praeda
praed-ae, v: de prooi, de buit