... Flashcards
Directe lichtbron:
Omdat een lamp zelf licht geeft, is het een directe lichtbron. Net zoals de zon en een brandende kaars.
Indirecte lichtbron:
Als je iets pas ziet als er licht op valt. Doordat een deel van het licht weerkaatst naar je ogen, kun je het zien.
Diffuus teruggekaatst:
Dat het licht dat op iets valt, in alle richtingen wordt weerkaatst.
Lichtstralen:
Lichtstralen zijn recht, want licht beweegt langs rechte lijnen.
Schaduw maken:
- Teken de randstralen (de lichtstralen die net niet door het voorwerp worden tegengehouden).
- Arceer het gebied tussen deze randstralen, dit is de schaduw van het voorwerp.
Spiegels:
Een spiegel bestaat uit een glasplaat waarop een dun laagje metaal is aangebracht. Het metaal weerkaatst ongeveer 80% van het opvallende licht. Omdat het metaal erg glad is, wordt het licht niet diffuus weerkaatst, maar spiegelend.
Spiegelende terugkaatsing:
Als het licht die uit één richting komt, wordt het ook in één richting teruggekaatst.
De normaal lijn:
Dat is een lijn die loodrecht op de spiegel staat.
De hoek van inval (∟i):
De hoek dat het licht op het voorwerp valt.
De hoek van terugkaatsing (∟t):
De hoek dat het licht van het voorwerp wordt terugkaatst.
De Spiegelwet:
Met behulp van de spiegelwet kun je tekenen hoe een lichtbundel door een vlakke spiegel wordt teruggekaatst.
Virtueel beeld:
Een spiegelbeeld wordt een vb genoemd. Dat betekent dat het beeld niet echt is: het lijkt wel alsof er achter de spiegel iets is, maar er is niets.
Tekenen van een spiegelbeeld:
- Teken punt ‘P’ (het spiegelbeeld van de lichtbron ‘p’).
- Teken twee lichtstralen vanuit ‘P’ naar de randen van de spiegel.
- Teken de teruggekaatste lichtstralen alsof ze uit ‘p’.
Gezichtsveld:
Het gezichtsveld is het gebied dat je via de spiegel kunt zien.